
1823. hadden verzatneld en dus niet vöör den 30sten of 31sten te Sambas
konden komen, terwijl zij den resident verzochten de regeling van
hetgeen zij over 1 8 2 4 zouden te betalen hebben tot dat tijdstip
u it te stellen. De resident berustte hierin en den 31sten December
versehenen Tan-po-ko en twee andere aanzienlijke Chinezen van
Montrado werkelijk te Sambas en slelden hem , ter voldoening van
het voor 18 2 3 bepaalde hoofdgeld van een halven ro p ij, uit naam
der vier vereenigde kongsies eene som van f 1041 ter hand. Zy wa*
ren echter bovendien aan het Gouvernement nog f 709 schuldig, die
voor het einde des jaars moesten voldaan worden. Toen de resident
van Tan-po-ko de voldoening daarvan vroeg, gaf deze ten antwoord dat
hij het geld niet had en dat de hoofden der vier kongsies weigerden
he t te betalen, en evenzeer ongezind waren om, volgens de bevelen van
den resident, met hunne tjaps naar Sambas af te komen. Yerwonderd
vroeg hem daarop de resident, of hij dan niet zelf het hoofd van
Tai-kong was. Tan-po-ko verhaalde toen dat sedert drie maanden
zijn gezag niet meer als zoodanig erkend we rd, dat het hem on-
mogelijk was geworden de orde te bewaren, en dat de heerschende
losbandigheid zoo groot was, dat hij zieh verpljgt achtte den resident
te verzoeken hem uit zijne betrekking van kapitein der Chinezen
te ontslaan, opdat hij zijne overige dagen rustig te Mampawa
of Sambas mögt slijten. Deze klagten werden door de beide andere
hoofden bevestigd, die eveneens om hun ontslag vroegen. Een hun-
n e r verzekerde zelfs dat zijn leven te Montrado in gevaar was en
men hem aanhoudend verweet dat hij de vier kongsies aan het
Gouvernement had verkocht. De resident trachtte hun te beduiden
dat het onmogelijk was in hun verzoek te tred en , daar alsdan
de muiters zeker de overhand zouden erlangen en de laatste sporen
van orde te Montrado zouden verdwijnen, wat niet missen kon
op het verderf der vier kongsies u it te loopen. De resident be-
willigde echter in hun verzoek o ji^ jle kongsies nogmaals uit te
noodigen hunne hoofden met hunne tjaps en de verschuldigde geld-
sommen binnen acht dagen naar Sambas op te zenden. Werkelijk
kwamen daarop die van Fo-sjon tot inkeer en voldeden eindelijk
den 1 9 den Januarij 1 8 2 4 aan de gedane uitnoodiging, bij welke
gelegenheid he t hoofdgeld door de vier kongsies over dat jaar te
voldoen, op f 43 0 0 bepaald werd 1). Intusschen verdient hier nog
vermeld te worden, dat de resident reeds in het begin van Decem- 1823.
her vernomen had dat twee der door den Commissaris verbannen
belhamels, Lo-pei en Lip-sin , te Montrado waren teruggekeerd,
en aan den eersten zelfs de functien van schrijver van Tai-kong
waren opgedragen. De resident had daarop dadelijk he t besluit van
den Commissaris, deze beide personen betreifende, in de gansche
residentie doen bekend m ak en , en eene belooning van f 1 0 0 uitge-
loofd, aan wie hen dood of levend aan hem zou overleveren. Tan-
po-ko verzekerde den resident da t zij na deze afkondiging onmid-
dellijk verdwenen waren *).
Andere redenen tot klagten gaven de smokkelhandel, vooral in
opium, en de voortdurende heffing van tollen op de rivieren, die de
Commissaris uitdrukkelijk verboden had. De opium was in Sambas
over de tweede helft van 1823 verpacht aan den Pangeran Tommeng-
gong, op voorwaarde dat hij gedurende het derde trimester /'1 4 0 0
en gedurende het vierde ^ 2 6 0 0 per maand zou betalen. Bij rekest
van den 9 dea verzocht echter de Pangeran dat hem, u it hoofde van
he t geringe debiet, de verhooging van den pachtschat over het laatste
trimester mögt worden kwijtgescholden, en de resident, de bil-
lijkheid van dit verzoek erkennende, zag zieh gedrongen daaraan te
voldoen. Bij den verkoop der pachten voor 18 2 4 trachtte hij de 1824.
liefhebbers op te wekken door de opiumpacht in tweeen te split-
sen en daardoor onder het bereik van meerderen te brengen ; doch
zonder vrucht. De Sultan werd zelf pachter tegen niet meer dan
f 1640 per maand, maar klaagde weldra dat.ook hij daarbij siechte
rekening vond, daar het debiet ten gevolgevan den heimelijken aan-
voer van Mandor tot beneden een tiende van vroeger was gedaald 2).
De heer van Grave was van oordeel dat al deze redenen tot klagten
nimmer zouden ophouden , zoolang de kongsies in een zoo uit-
gestrekt gebied inderdaad oppermagtig waren, en niet het Gouvernement,
de Chinezen eenvoudig naar hunne mijnen verwijzende, zelf
het roer van zaken in handen nam. Hij wenschte daarom de noo-
dige stappen te doen ten einde het geheele gebied der vier kongsies
met dat van Sinkawang te vereenigen. Uit beiden te zamen wilde
hij eene tweede assistent-residentie zamenstellen, die uitgestrekter
zou zijn dan Larah en even goed voor de koffij- en peperkultuur
') Van Grave HS. I , bl. 21, 22.
*) Van Grave HS. I , bl. 9 , Tobias, bl. 79.