
1824. »dat het eenige doel der Europeanen met het bezoeken hunner lan-
» den en het plaatsen van ainbtenaren i s , van de inwoners hoofd-
»gelden te vorderen en hen aan alle mogelijke afpersingen te on-
»derwerpen. Anderen hebben die onkundige menschen in het denk-
»beeid gebragt dat m en , zooals dit wel vroeger heeft plaats gegre-
»pen, de Dajaksche jongelingen naar Java zou voeren, om de leger-
»korpsen aan te vullen. Die kunstmatig opgewekte vrees zal lang-
»zamerhand door het zacht bestuur van bekwame ambtenaren moeten
»worden uitgeroeid, aleer de bevolking met vertrouwen hare toe-
»vlugt zal nemen tot de bescherming van het Gouvernement, en
»zieh alzoo vrij maken van de verdrukking en knevelarij harer tyran-
» n e n , wier hebzucht geene palen kent.
» In de eerste jaren zal men nog niet kunnen verwachten dat de
»Dajaks zieh op de k u ltu u r van koffij, peper en andere produkten
» zullen toeleggen, doordien zij te veel aan een zwervend leven ge-
»woon zijn en zij zieh zelden langer dan een paar jaren op dezelfde
»piek ophouden, en hunne rijstvelden weder verlaten zoodra er te
»veel onkruid in opschiet. Derhalve zullen de Maleijers of Chinezen
»het voorbeeld van kultures moeten geven, doch de Maleische hoof-
»den die ik hierover heb onderhouden en met de voordeelen die hun
» de kultures zouden kunnen aanbrengen, bekend gemaakt, hebben
»mij als uit eenen mond betuigd, huiverig te zijn om een aanvang
»met planten te maken, voor en aleer door het Gouvernement een
»paar tuinen waren aangelegd, die hen proefondervindelijk met de
»voordeelen van het planten van koffij en peper zouden bekend
»maken.
»Yolgens geloofwaardige, van tijd tot tijd door mij ingewonnen
»berigten, ben ik overtuigd dat de opbrengst der mijnen van Mon-
»trado en Mandor vermindert. Daar intusschen die yan Sekadouw
»en Sintang nog rijkelijk van goud voorzien z ijn , komt het mij
»niet onwaarschijnlijk voor dat allengs verhuizingen van eerslge-
»noemde streken naar de laatstgemelde zullen plaats hebben, het-
»geen de opbrengst van de pachten en den handel aanmerkelijk zou
»doen toenemen, en bovendien nog dit voordeel zou opleveren, dat
»de Chinezen aldaar reglstreeks onder het Gouvernement zouden
»staan en een tegenwigt tegen de inlandsche bevolking zouden vor-
»men. Om het wenschelijke der meerdere verspreiding van de
»Chinezen- te doen in he t oog vallen, is het genoegzaam op te mer*
»k en , hoeveel gemakkelijker de daardoor verzwakte kongsies in be-
»dwang zouden te houden zijn. Ook zouden de Chinezen, te mid- 1824.
»den der Dajaks wonende, ten gevolge van den omgang met hen
»en vooral van huwelijken met Dajaksche vrouwen, waartoe zij zeer
»genegen z ijn , dezen allengs met meerdere behoeften bekend maken.
»Mogten nogtans, tegen mij ne verwachting, geene Chinezen van
»Montrado en Mandor naar Sekadouw en Sintang willen verhuizen,
»dan zou h e t, mijns inziens, hoogst nuttig zijn om de hier met
»de Chinesche wankangs aankomende nieuwelingen, voor zoo verre
»zij niet door familie-betrekkingen gebonden zijn om zieh in de
»mijndistrikten neder te zetten, met eenig door het Gouvernement
»gegeven voorschot naar de binnenlanden op te zenden 1).”
Wat is er van deze goede voornemens en schoone vooruitzigten
geworden? van de vermeerdering des handeis längs de Kapoeas? van
de kultuur van koffij en peper door het voorbeeld van Gouvernements-
tuinen aangemoedigd? van de verhuizing van Chinesche mijnwerkers
naar de binnenlanden, even wenschelijk voor de ru st der strand-
d istrikten, als voor de welvaart dier meer afgelegen gewesten? De
oorlog in 1825 op Java u itgebarsten, veroordeelde de zaken op Borneo
tot een verderfelijk status quo. De daarop gevolgde bezuini-
gings-maatregelen van 1826 zullen het verdere antwoord geven.
•) Hartmann HS. II, bl. 11—13. In HS. I, bl. 19, 20, noemt
de heer Hartmann den günstigen invloed van de opheffing der tollen op
het debiet van goederen onberekenbaar, //De prijs van het zout,” zegt hij:
//is thans boven Sintang niet hooger dan te Pontianak.”
¿¿/S.#»——