
1819. zijner regten op T a jan , heulen met de zeeroovers, aanmoediging
van het verzet der Ghinezen, geheime correspondentien met den
Sultan van Sambas, en wat niet al, werden door den heer Muller
aan Sultan Kasim ten laste gelegd. Deze klagten misten echter
alle bewijs en hadden ongetwijfeld veel meer grond in den ergden-
kenden en oploopenden aard van den resident, dan in de wezenlijke
gedragingen van den vorst. Dat hij in alles een voorbeeld zou
geweest zijn van blanke opregtheid was noch van zijn landaard en
zijne godsdienst, noch van zijne vroegere loopbaan te wachten;
maar Sultan Kasim bezat ongetwijfeld te veel ve rstan d , oni op
losse gronden en u it louter wispelturigheid den band te verbre-
k e n , waarmede hij zieh u it eigen beweging aan het Gouvernement
verbonden had. Vier voorname punten van bezwaar werden
later door den Commissaris Tobias tegen het gedrag van den
Sultan aangevoerd: de achterhouding van het met zijn vader ge-
sloten contract, zijne bedriegelijke opgave omtrent T a jan , zijne
voorgegeven regten op Landak, en zijn raad aan den Commissaris
van Boekholtz om den Sultan van Sambas op te vatten en naar
Batavia te zenden. De drie eerste punten zijn allen reeds boven
hesproken en de schuld des Sultans althans ten aanzien van twee
e rk en d ; wat het vierde punt aanbelangt, waaromtrent ik nergens
iets naders vind aangeteekend, het kan reeds daarom geen vasten
grond voor beschuldigingen opleveren, dewijl het gedrag van den
Sultan van Sambas weinig aanleiding gaf om den raad voor ver-
keerd te houden 1).
Maar hoe men ook over de waarde van Sultan Kasim als bond-
genoot der Indische regering möge oordeelen, zeker is het dat de
vraag over de troonsopvolging aan het Gouvernement veel moeite en
zorg opleverde. Bij art. 2 7 van het contract met Pontianak had zieh
he t Gouvernement de goedkeuring op de benoeming van den troonsop-
volger voorbehouden, maar bij de Maleische redactie was men uitge-
gaan van de onderstelling dat de keuze zieh tot een der zonen van
den Sultan zou heperken. Daar nu de tweede zoon des S u ltan s, Abrxef
Othman, die voorloopig met het bestuur te Pontianak belast was, had
dezen brief aan den gezaghebber medegedeeld; ’t is natuurlijk onmogelijk met
zekerheid^ te beslissen dat Sultan Kasim hetzelfde zou gedaan hebben.
’) Brieven van den resident Muller van 24 en 26 Febr. en 6 Maart
verhandeld bij den Brief van den Commissaris Nahuys van 9 Mei 1819'
n<>. 17 ; Tobias HS., bl. 47, 48. Vgl. over des Sultans karakter D I bl'
377, 378. ' ’
doe’r-rahman , nog te jong was om in aanmerking te komen, gaf het 1819.
Maleische artikel grooten klem aan de aanspraken van den oudsten
zoon, Aboe-Bekr, die zieh schriftelijk daarover tot de hooge regering
wendde. Daarentegen was reeds bij het leven des Sultans zijn°broe-
der Sjerief Othman, onder den titel van Pangeran Ratoe, met een
gedeelte van het bestuur belast geweest. De gezaghebber Hartmann
meende hem daarom voorloopig in de regering te moeten handhaven,
van welke schikking hij bij proclamatie aan de bevolking van Pontianak
kennis gaf. Hij verborg echter in zijne brieven niet dat hij
aan Sjerief Aboe-Bekr de voorkeur gaf boven den Pangeran Ratoe,
dien eerstgenoemde, ofschoon door verstand niet boven hem uit-
muntende, toch in jeugd en in gehechtheid aan het Nederlandsche
gezag overtrof *). De heer Nahuys vereenigde zieh aanvankelijk
geheel met de zienswijze van den gezagheLber en beval Sjerief
Aboe-Bekr, ook met het oog op hetgeen bij het aangaan van het
contract hesproken, ofschoon in den Hollandschen tekst niet uitge-
drukt was, als troonsopvolger aan het Gouvernement a a n , er echter
tevens op aandringende, dat Sjerief Othman het aandeel in de regering
behouden zou, ’tw e lk hij reeds vroeger bezeteü had, en eenige
meerdere voordeelen voor hem van den nieuwen Sultan zouden be-
dongen worden. Door dezen maatregel hoopte hij ook de aanhan-
gecs van den Pangeran Ratoe te * zullen bevredigen en hemzelven
günstiger voor het Gouvernement te stemmen 2).
Het bleek echter weldra dat verreweg het grootste deel der bevolking
van Pontianak, met de talrijke leden der vorstelijke familie aan het
hoofd, zeer tegen deze schikking gekant was, en de regten van den
Pangeran Ratoe om in de regering op te volgen, als ontwijfelbaar
beschouwde. Hij was namelijk de^prins die reeds door Sultan
Abdoer-rahman op zijn sterfbed tot troonsopvolger benoemd was,
en ofschoon hij toenmaals tijdelijk, ten behoeve van zijnen ouderen
broeder, van zijne regten had afgezien, was dit geschied in het voor-
uitzigt dat hij na diens overlijden weder in het genot dier regten
zou treden 3), Vele der aanzienlijkste bewoners van Pontianak
namen de zaak zoo hoog op, dat zij verklaarden liever het oord
’) Brief van den heer Hartmann van 10 Maart, no. 45, en van 14
Maart, no. 50 (HS.), vergeleken met Tobias HS., bl. 57. Sjerief Othman
was ruim 4 0 , Sjerief Aboe-Bekr 26 of 27 jaren oud.
Van k°er Nahuys aan den Gouv.-Gen. van 17 April, n°.
3 (HS.).
ä) Vergl. D. I , bl. 373, 374.