
wordt de uitspraak ongunstiger geoordeeld, Deze wijze van orakel-
bevraging, die vooral ook bij de koppenjagten gebruikelijk i s ,
draagt den naam van tenong x).
Gelijk schier in den geheelen Indischen Archipel, zoo zijn ook
op Borneo de krokodillen het voorwerp van bijgeloovigen eerbied;
de Dajaks geven zieh geene moeite om deze gevaarlijke dieren uit
te ro e ijen , ofschoon zij zieh op hen trachten te wreken, wanneer
zij een hunner nabestaanden hebben verslonden. Aan de tanden
van den krokodil hechten zij eene bijzondere waarde. Wanneer zij
deze bij zieh hebben, achten zij zieh onkwetsbaar en voor rampen
beveiligd, terwijl z i j , zelfs in geheel ongebaande streken, alsdan
nimmer zullen, verdwalen 2). Hier en daar komen ook sporen voor
van een bijzonderen eerbied voor sommige soorten van planten 3) ;
en de heer Low vermeldt een voorbeeld van een bamboe-struik, die
inet de geheele piek waarop bij stond, als heilig werd beschouwd,
omdat een afgestorvene aan zij ne weduwe in den drooin verklaard
h a d , dat hij in dezen stru ik was veranderd 4). Maar vooral verdient
het opmerking dat vele Dajaksche stammen zieh van het vleesch
van run d v ee , buffels, h e rte n , g e ite n , k ip p e n , van melk en boter
van koeijen en van zekere soort van varen, die door andere stammen
als groente genuttigd wordt, met meer of minder streng-
heid onthouden. De onthouding van rundvleesch schijnt het meest
verspreid te z ijn ; echter verzekerde men den heer van Lijnden te
Silat dat de Dajaks in die streek geen tegenzin tegen het eten van
rundvleesch gevoelden, indien zij het slechts konden magtig worden.
Het eten van hertenvleesch wordt, naar het oordeel van velen, door
allerlei ongevallen en zelfs door krankzinnigheid gestraft. Het is
niet meer dan natuurlijk dat men deze onthouding van sommige
J) Van Lijnden N. T., bl. 599, von Kessel, bl. 194, Gronovius HS.,
bl. 12, 13. Deze verschillende berigten zijn zoo onduidelijk en tegenstrij-
dig, dat ik geenszins zeker ben de ¡stark in den tekst op de regte wijze te
bebben voorgesteld. Ik merk bij deze gelegenheid op dat de Maleijers op
Borneo in bijgeloof niet veel voor de Dajaks onderdoen. Zij houden sommige
dagen en sommige uren van den dag voor meer bijzonder geschikt
voor deze of gene werkzaamheid. Uitvoerige tabellen, die daaromtrent tot
in bet ongeloofelijk beuzelachtige vallende aanwijzingen bevatten, zijn bij ben
in omloop. Zie Maleijers enz., bl. 234—238, waar men bieromtrent zeer
gedetailleerde berigten lezen kan.
s) Hupe, bl. 160, Een togt door bet rijk Mempawa, bl. 73,
») Low, p. 272—275.
*) Low, p. 264.
soorten van dierlijk voedsel uit den invloed der Hindoes heeft pogen
te verklären, die ook in den naam der goden Djewata, in den eerbied
der Dajaks voor den Falco Pondicerianus en in de nog hier en
daar bestaande gewoonte om de lijken te verbranden zigtbaar i s ,
hetzij men aanneme dat afzwervelingen uit Hindostan, die hunne
godsdienst-begrippen van daar medebragten, tot de oorspronkelijke
vorming van het Dajaksche volk hebben bijgedragen, hetzij men
meene dat die Hindoesche invloed geheel aan de vestiging der ko-
lonien van Hindoe-Javanen op de West- en Zuidkust van Borneo is
toe^schrijven x).
Gelijk de genoemde meeningen en gebruiken ons die der Hindoes
herinneren, vinden wij bij sommige Dajaksche stammen eene gewijde
plegtigheid, die ons aan de gewoonten der Zuidzee-eilanders doet
denken. Ik bedoel die om sommige plaatsen, hetzij duurzaam of
voor een tijd, ontoegankelijk en onschendbaar te verklären, helgeen
de Maleijers p a m a l i noemen, en dat wij in de eilanden der Stille
Zuidzee terugvinden onder den naam van t a b o e . Ofschoon ik
van dit gebruik onder de Dajaks alleen melding vind bij den
heer L ow , kan ik niet gelooven dat het tot de stammen in het
Broeneische r i j k , die hij voornamelijk op het oog h e e ft, zou be-
perkt z ijn , te minder daar wij het ook terugvinden onder de be?
volkingen van Timor en omliggende eilanden, die in het algemeen
met de Dajaks zoo groote overeenkomst hebben 3). Ik zal er hier
daarom, ofschoon slechts met een enkel woord, van gewag maken.
De heer Low zegt dat drie soorten van pamali inzonderheid dik-
wijls voorkomen; hij noemt deze pamali m a ti, pamali peniakit en
pamali omar, d. i. pamali voor de dooden, voor krankte en voor
den akker. De pamali mati ru s t op eene woning en alles wat er
** 1 zieh in bevindt tot den 1 2 den dag na het overlijden van een harer
bewoners: geen vreemdeling mag “alsdan die woning binnentreden
en geen voorwerp mag er u it verwijderd worden. Op den twaalf-
den dag wordt deze afsluiting door het offer van eene kip of een
varken opgeheven. De pamali peniakit neemt dikwijls een geheel
dorp op zieh, wanneer er eene gevaarlijke ziekte heerscht: er wordt
een oiferfeest gehouden om de vertoornde godheid te verzoenen, en
*) Low, p. 264—267, van Lijnden N. T., bl. 600. Ygl. D. I , bl. 171,
172, en S. Müller, bl. 403.
s) Zie S. Müller, Bijdragen tot de kennis van Timor, in Verhand. over
de N^,t. Geschied., Afd. Land- en Volkenkunde, bl. 249 v., 267.