
1819. leveren. Men versta daaronder den afstand door het Gouvernement
tegen betaling eener zekere som, deels van Let regt tot uitsluitend
debiet van opium, deels van de inning der belastingen op de Chi-
nesche speeltafels, op het slagten van varkens en op het stoken
van tjoe of arak. De verpachting had plaats op den 1 6 den Januarij
en bragt over eene maand de som op van f 6 8 8 , t. w. fZZO voor
den Opiumhandel, / '6 0 voor de toptafels, f Z 0 voor de varkens-
slagterij, ^ 4 8 voor de arakstokerij. Naar den maatstaf dier eene
maand zou de jaarlijksche opbrengst der gezamenlijke verpachtingen
f 7 ,2 5 6 , of f Z ,628 voor het Gouvernement, bedragen, welke uit-
komst, bij de gegronde hoop op toeneming na langduriger werking,
als bevredigend beschouwd werd *).
Op den dag ze lv en , waarop het contract gesloten w e rd , maakte
de Gömmissaris aan de Chinesche bevolking van het geheele Pon-
tianaksche. rijk bij publicatie bekend dat zij ingevolge deze over-
eenkomst gesleld was onder het hesluur en gezag van het Ned.-Ind.
Gouvernement, thans vertegenwoordigd door een Commissaris en
n a zijn vertrek door den plaatselijken civielen gezagbebber. Zij
werd vermaand deze beambten als hare wettige overheid te eerbie-
digen en te gehoorzamen, terwijl het nieuwe gezag aan de stille
en vreedzame burgers handhaving hunner reg ten , eerbiediging hun-
n e r zeden en gebruiken, bescherming tegen alle onderdrukking en
knevelarij toezegde, doch gestrenge straf dreigde aan ieder, die zieh
tegen zijne wetten en bevelen zou durven verzetten. Deze publicatie
werd reeds den dag daaraan gevolgd door eene tweede, waarin
den Chinezen de billykheid werd onder he t oog gebragt dat zij
door eene matige en reglvaardige belasting de onkosten der Neder-
landsche vestiging zouden helpen dragen. Diensvolgens werd aan de
Chinesche bevolking in de gansche uitgestrektheid van het Pontia-
naksche rijk (Mandor daaronder begrepen) de betaling opgelegd van
een jaarlijksch hoofdgeld, ten bedrage van twee ropijen door iede-
ren huwbaren man in vier termijnen aan den civielen gezaghebber
of zijnen gemagtigde te voldoen, onder bedreiging van militaire exe-
cutie aan hen die nalatig mogten bevonden worden. Naar de ver-
zekeringen van Chinesche hoofden ontvangen , vertrouwde de Commissaris
dat de betaling van een zoo gering hoofdgeld noch ter
hoofdplaats, noch zelfs in Mandor, belangrijke zwarigheid zou onl-
*) Nahuys HS. I , bl. 12, 13.
moeten. Hij meende in billijkheid aan deze kolonisten nog eene 1819.
andere belasting te mögen opleggen, bestaande in eene heffing van
de menigvuldige Chinezen die jaarlijks, na zieh op Borneo genoeg-
zaam verrijkt te hebben, naar hun vaderland terugkeeren. Hij be-
paalde daarom dat geen Chinees (de opvarenden der jonken na-
tuurlijk niet daaronder begrepen) van Pontianak, Mampawa of Sam-
bas zou mögen vertrekken zonder een pas van den plaatselijken
re sident, terwijl hij den prijs van dit document, behalve het zegel,
voor een huwbäar man op 3 0 , voor een jongeling en eene huw-
bare vrouw op 1 5 , en voor eene jonge doehler op 7 ropijen be-
paalde *). De Commissaris schatte de opbrengst der hoofdgelden
in het Pontianaksche op ongeveer f 2 0 ,0 0 0 , die der passen voor
vertrekkende Chinezen op f 3 0 0 0 , te zamen f 2 3 ,0 0 0 , waarvan
11,5 0 0 voor het Gouvernement 2).
lk zal thans het verhaal der verrigtingen van den Commissaris
niet stören door aanmerkingen over de wijze, waarop hij getracht
heeft de Chinezen tot de kosten onzer vestiging op Borneo te doen
bijdragen. Weldra zal zieh daartoe eene meer gepaste gelegenheid
voordoen. Hier merk ik nog op dat de Commissaris den civielen
gezaghebber gelastte, de Chinezen ter hoofdplaats en elders in het
Pontianaksche rijk te stellen onder hoofden hunner eigen n a tie ,
en hun eene heffing van vijf ten honderd toe te staan op de door
hen geünde en aan het Gouvernement verantwoorde hoofdgelden 3).
Den 1 3 den Januarij deed de Commissaris met een klein gevolg,
waaronder de heeren Hartmann en Zimmerman en de Toemeng-
goeng Setja Adi-ning-rat, een uitstap naar de Iioewala Terap, zoo-
als de uitwatering der rivier van Mandor in die van Landak naar
eene daar gelegen kampong geheeten wordt 4). De Sultan, verge-
zeld van eenige zijner broeders en rijksgrooten , kwam den Commissaris
reeds te twee ure in den morgen met twee lange booten
afhalen, die, door 25 jonge en sterke inlanders gepagaaid, de Koe-
wala Terap in minder dan drie uren bereikten. Een broeder des
Sultans had hier een post gevestigd tot het helfen van een toi
’) Nahuys HS. I , bl. 5—7, Publicatie van 12 en 13 Jan. (HS.), Be-
sluit van 11 Jan. n». 34: (HS.).
2) Nahuys HS. I , bl. 15. De recapitulatie der verschillende middelen
van inkomsten, hier achtereenvolgens behandeld, geeit ongeveer f 53,000 als
het vermoedelijk aandeel van het Gouvernement.
8) Besluit van 15 Jan. n°. 47 (HS.).
) Vgl. hier en vervolgens D. I , bl. 60, 62.