
1831. opgerigt, opdat daardoor de planters proefondervindelijk van h e tn u t
van zoodanige inrigtingen zouden overtuigd worden. De kosten , bo-
vendien niet zeer aanzienlijk, zouden, naar zijne meening, geraak-
kelijk te dekken zijn door de vaststelling van een billijk maalloon.
Ook twijfelde bij niet of er zouden zieh spoedig koopers voor zoodanige
raolens opdoen, zoodra de uitkomst het voordeel daarvan
had bewezen. Verder had hij aanbevolen met dezen maatregel het
geven van kleine voorschotlen aan de planters le verbinden. Ten
aanzien van het stofgoud had hij het belang betoogd om het voor
’s lands rekening op te koopen, daar de prijs van / 7 2 tot /'8 4
koper per ta il, waarvoor h e t, gezuiverd, te Pontianak verkrijgbaar
was, goede winsten beloofde, en voorgesteld den inkoop op te dra-
gen aan den Sultan van Pontianak, die daartoe naar zijn oordeel
de vereischte kennis bezat en dit gaarne zou op zieh nemen. De
Generale Directie van Financien, door den Gouverneur-Generaal over
deze voorstellen geraadpleegd z ijnde , was van oordeel dat de aan-
moediging der suikerkultuur alleen moest bestaan in de toezegging
van een vasten prijs aan de planters voor hun p rodukt, in het
verleenen onder borgtogt van rentelooze voorschotlen e n , bij uit-
zondering, in de toekenning van gratification aan h e n , die zieh met
bijzonderen ijver van de fabricatie kweten, en meende dat de op-
rigting van molens veilig aan de planters kon worden overgelaten.
Wat het stofgoud betreft was zij van meening, dat de inkoop
liever door ruiling met voortbrengselen van Java of zelfs met
vreemde goederen moest plaats hebben, en d a t, om over het gehalte
van het goud te oordeelen, een essayeur van Gouvernementswege
moest worden aangesteld. Het besluit van den Gouverneur-Generaal
hield zieh ten aanzien van het eerste p unt geheel aan he t advies
der Directie van F in an c ien , en stelde ter beschikking van den resident
eene som van f 2b,0 0 0 koper om daaruit de bedoelde voor-
schotten te verleenen, met bepaling dat zij door de fabrikanten zouden
worden gerestitueerd in suiker der eerste en tweede kwaliteit, bere-
kend tegen f9 het pikol, voor welken i;prijs het Gouvernement zieh
bereid verklaarde ook de overige door hen geproduceerde suiker over
te nemen. Daarentegen werd de wijze van inkoop van het stofgoud
geheel aan het oordeel van den resident overgelaten, die ook daarvoor
de vrije beschikking over eene som van 2 5 0 0 0 koper erlangde 1).
DERDE HOOFDSTUK.
Wanbestunr van Snltan Othman Kamaloe’d-din van Sambas. — Hij wordt
op eene eervolle wijze van de regering ontslagen. — De Pangeran Bandhara
■wordt, onder den naain van Omar Akama’d-dln, tot Snltan verheven. — Re-
geling van de regten eri pligten der boofden van Sambas. — Duur van des
nieuwen Sultans regering. — Staat van zakeu in het rijk van Brocnei. — Voorstellen
van den heer Gronovius tot het aangaan van een conlract met Broenei
en het zenden van een gezantschap derwaarts. — Mislakte zending van den
Pangeran Tommenggoog van Sambas naar Broenei. — Nienwe regeling der ver-
houding van het Gonvernement tot de bovenlanden aan de Kapoeas. — Trenrige
Staat van Landak. — De heer Ritter in commissie derwaarts gezonden. — De
rnst aldaar bersteld. — Landak weder onder het Gonvernement gebragt, het
bestnnr gcregeld en een post aldaar gevestigd. — Aarzeling der hooge regering
om deze maatregelen goed te keuren. — Nienwe klagten en hezwaren van den
Snltan van Sukkadana. — Strooptogten der Seribas-Dajaks,
1831. Hß aanwezigheid van den resident Gronovius te Batavia in het
begin van 4 8 3 1 , die hem in Staat stelde de hooge regering regt-
streeks met den toestand van Borneo’s Westkust en zijn gevoelen
te dien opzigte bekend te maken, was zeker niet zonder invloed
op de beslissingen aan het slot van het vorige hoofdstuk vermeld.
Maar hetzelfde geldt ook van eenige beslissingen omtrent de poli-
tieke aangelegenheden dezer residentie, waarvan ik thans wil trachten
den aard en de aanleiding te doen kennen.
Wij zullen onze aandacht in de eerste plaats bij Sambas bepalen.
Sultan Othman Kamaloe’d-din, die in 1828 de regering aanvaard
en bij e e n , toenmaals met het Gouvernement aangegaan contract
eenige nieuwe verpligtingen op zieh genomen had, was omtrent de
nakoming daarvan schromelijk in gebreke gebleven, en had zieh aan
zoodanig wanbestuur schuldig gemaakt, dat zijne onderdanen luide
klagten over hem aanhieven en vaak bij de Nederlandsche autori-
teiten op eene verandering in de regering aandrongen. Onvermo-
g e n d , bij onze magteloosheid op deze k u s t, ten gevolge der inge-
H. 31