
1818. de schepen van mindere hoofden gevolgd werd. Ten gevoke dezer
maatregelen begon zieh de handel eenigzins te herstellen maar
de heer Müller meende te bespeuren, dat de Sultan nu ook een
hooger toon begon aan te .s la a n , en hij vreesde dat zijne eiseben
met den bloei des rijks zouden toenemen, indien niet vooraf zijne
verhouding tot het Gouvernement behoorlijk geregeld was. Wanneer
na eenigen tijd de Engelsche schepen en Chinesche jo n k e n ,
die hij verwachtte, zouden zijn aangekomen, dan, meende h ij, zou
de Sultan geheel onhandelbaar wezen 3). Hij besloot dus eigenmag-
t i g , en zonder den last of de autorisatie van den Commissaris af
te wachten, een verdrag met den Sultan te s lu ite n ; maar ging
daarbij met groote onbesuisdheid te werk. Een reeds vastgesteld
o n tw e rp , dat dien vorst eene te hooge bezoldiging toelegde, ont-
nam hij hem weder om het te verscheuren 3) , en hij stelde daar-
voor een nieuw s tu k , zonderling van vorm en hoogst gebrekkig
en onduidelijk van u itd ru k k in g , in de p la a ts , dat den 1 0 den
November van wederzijden geteekend werd. Het eenig artikel
van dit contract bevatte d a t, behoudens ratificatie door de hooge
regering, de Sultan van Sambas van heden af alle inkomsten
hoegenaamd van zijn rijk of daaronder behoorende en daaraan
schatpligtige gewesten aan het Ned. Ind. Gouvernement afstond,
waarvoor den Sultan jaarlijks een vast traktement zou verzekerd
worden, hetwelk hij zou aanvangen te trekken, zoodra het Gouvernement
in het genot van alle inkomsten des rijks zou gesteld
z ijn ; maar met dien verstände, dat de Sultan de schade zou
dragen, zoo bevonden werd dat minder dan 4 0 ,0 0 0 Chinezen,
tot betaling van het hoofdgeld v e rp lig t, in zijn rijk waren. Alle
overige bepalingen waren bevat in twee bijvoegsels, beide van de-
zelfde dagteekening als het contract zelf en voorzien van de uit-
drukkelijke verklaring dat zij dezelfde kracht hebben zouden. Het
eerste bijvoegsel bestond u it 8 ärtikelen, waärvan echter het eerste
niets behelsde, dan dat het Gouvernement, wegens de uitgebreidheid
des rijks, niet alle inkomsten op eens zou kunnen heffen, waarom
art. 2 Ijepaalt, dat de heffing zou aanvangen met de tollen en in en
uitgaande regten ter hoofdplaats, tot vergoeding van welke de
Sultan eene jaarlijksche som van 8 0 0 0 ropijen ontvangen zou. Bij
0 Blume, aanteek. op E. Müller, bl. 1Ö4.
) Berigt yan G. Müller aan de hooge regering van 11 Nov. 1818 (HS )
s) Nahuys, Brief van 9 Mei 1819 (HS.).
art. 3 verpligt zieh het Gouvernement om al de Chinezen tusschen 1818.
de Doeri- en Sambas-rivieren wonende, als behoorende tot Sambas,
ten onder te brengen, en de inkomsten des Sultans te verhoo-
gen naarmate de betaling der hoofdgelden vorderen zou. De heer
Müller rekende er op, de organisatie der Chinesche landen in den
loop van 1819 te voltooijen; want hij voegt er bij d a t, wanneer
het Ned. gezag daar geheel zou gevestigd zijn, de Sultan het eerste
jaar 1 0 ,0 0 0 , in 1821 12,000 en in 1823 19,0 0 0 ropijen zou trek ken
, welke laatste som voor het vervolg zou blijven. Maar hier
wordt de nu eerst verstaanbare voorwaarde herhaald, dat de Sultan
de schade zou lijd en , in geval de tot betaling van het hoofdgeld
verpligte Chinezen een minder getal u itm a ak ten , dan de 4 0 ,0 0 0 ,
waarop, naar des Sultans opgaven, gerekend was. Art. 4 bepaalt
dat de heffing door het Gouvernement van de inkomsten der Ma-
leijers buiten de stad aan den regteroever der rivier wonende, den
Sultan op dezelfde wijze met eene trapsgewijze verhooging van
traktement, e n , wanneer ze volkomen zou geregeld z ijn , met eene
vaste som van 1 2000 ropijen zou vergolden worden; terwijl einde-
lijk art. 5 eene soortgelijke bepaling bevatte betreffende de Dajabs
in de bovenlanden, voor welker opbrengsten, zoodra zij geheel konden
geünd worden, den Sultan nogeens 20,000 ropijen werden toegezegd.
Het blijkt hieruit dat het traktement des Sultans in alles tot 8 6 ,0 0 0
ropijen zou kunnen stijgen. Hettweede bijvoegsel bevatte vier artike-
le n , waarbij het Gouvernement beloofde den Sultan op eene geschikte
en gezonde plaats een fraai en ruim paleis te doen bouwen, in welks
nabijheid zieh de resident vestigen zou; hem steeds de gelegenheid
te zullen geven om in een daartoe bestemd lokaal in een der militaire
gebouwen in bewaring te stellen alles wat hij verkoos; eene
Maleische kerk (moskee?) in de nabijheid van den dalem te doen
oprigten ; en voor de stoffering- van den dalem de noodige ta fe ls, ta-
felkleeden, tafel-linnen, messen, vorken en lepels, een volledig tafel-
servies, kandelaars, lampen, sn u ite rs, stolpen, Spiegels, thee;servies
en thee-lepels te verschaffen. De heer Müller zond dit contract,
met voorbijgang van den Commissaris, onmiddellijk aan de hooge
regering ter bekrachtiging, met de opmerking dat men den afstand
van des Sultans inkomsten op zeer voordeelige wijze verworven
had, dewijl men hem slechts zou behoeven te betalen naarmate
men ontving, en dat men tot de heffing van de opbrengsten der
Maleijers buiten de stad en van de Dajaks niet zou behoeven over-
2«