
1843. » v e n , indien gij mij geen loon gaaft?” Een Dajaksche dienaar,
die broeder Thomson op zijne reizen in den omtrek vergezeld h ad ,
beschouwde zieh , omdat hem gedurende zijn afwezen een kind
was geboren, als onderworpen aan een pantang , dat hem nood-
zaakte voor eene maand zijne dienst te verlaten, daar anders zijn
kind ziek zou worden en sterven. Met de grootste moeite werd
hem dit uit het hoofd gepraat; maar toen nu het kind na verloop
van eenigen tijd werkelijk ziek werd, twijfelde de Dajak natuurlijk
n i e t , of dit was het gevolg van zijn verzuim, en het was nu den
broeders onmogelijk hem af te brengen van zijn voornemen om
den boozen geest der krankheid door de gewone bezweringen te
verdrijven 2). Ook de arbeid onder de Chinezen leverde groote
zwarigheid o p , vooral geboren uit den bijzonderen toestand der
kolonisten, die Borneo niet als hunne blijvende woonplaats beschouw-
den. De broeders Doty en Pohlman meenden dat zij in China
zelf met meer vrucht zouden kunnen werkzaam z ijn , en na raad-
pleging met hunne broederen en bekomen vergunning van den
Board, besloten zij in December, zoo spoedig mogelijk naar Amoy
te vertrekken 3).
De voornaamste bijzonderheid in de lotgevallen der missie in dit
j a a r , was een ernstig geschil der zendelingen met den assistentresident
van Pontianak, den heer Boudriot. De oorzaak dezer on-
eenigheden, waarvan in de berigten der zendelingen op eenigzins
bedekte wijze gesproken wordt, is niet d uidelijk; maar zij liepen
zoo ho o g , dat de broeders in ernstige overweging namen , of het
niet welligt verkieslijker zou zijn Borneo te verlaten en een meer
belovend veld voor hunne werkzaamheden op te zoeken. Thomson
bevond zieh toen ju ist voor eenrigen tijd te Pontianak en overlegde
met de daar aanwezige broederen , hoe in deze onverwachte moei-
jelijkheden te handelen. Zij besloten tot een adres aan den Gou-
verneur-Generaal, waarin zij hem naauwkeurig verslag gaven van
de moeijelijkheden die bun pad belemmerden, en verzochten te
worden ingelicht wat zij van de toekomst te verwachten hadden.
De re s id e n t, kennis van dit besluit bekomen hebbende, trachtte
de zendelingen op allerlei wijze te bewegen om alles uit hun adres
’) Zie bl. 620, noot.
*) Missionary Herald, 1843, p. 368, 1844, p. 11, 157 f., 176, 285,
315—319, 1845, p. 131 f., Foreign Missions, p. 4 , 5.
3) Missionary Herald, 1843, p. 222, 1844, p. 285.
weg te laten wat tot zijne eigene handelingen betrekking had, of an- 1843.
ders het in twee deelen te splitsen, met het plan, zooals de broeders
meenden , om dat gedeelte te onderdrukken waarin de klagten over
zijn persoon vervat waren. Zij lieten zieh echter geene wijzigingvan
hun plan opdringen, en konden later in hunne berigten melden dat
de re s id en t, van het oogenblik af dat hij dit bemerkt had en het
sluk was afgezonden, eene geheel andere houding te hunnen opzigte
aangenomen en zieh jegens hen weder even vriendelijk en inschikkelijk
betoond had, als tuen zij het eerst met hem in aanraking kwamen *).
Den 1 8 den December hidden al de broeders. met uitzondering
van Doty, eene zamenkomst te Karangan, waarin zij eenparig tot de
volgende conclusiën kwamen: dat er günstige teekenen waren, die
tot eene krachtige voortzetting van den arbeid riepen ; dat de zending
niet mögt worden opgegeven, zonder beslissende en doortastende proef
van wat met Gods zegen kon worden tot stand gebragt; dat alien
eenslemmig bereid waren, in weêrwil der tallooze zvvarigheden, h art
en hand aan de voortzetting der taak te wijden; dat er behoefte be-
stond om hunnen toestand volledig aan hunne committenten bloot te
leggen, met eene ernstige bede om ondersteuning; dat zij alien instem-
den met de meening van het bestuur in het vaderland dat de Chi-
nesche tak der zending het best in China zelf zou werkzaam zijn,
maar dat tevens de behoeften van den Dajakschen tak dringend
vorderden dat althans één der broederen voorloopig te Pontianak
bleef, tot aldaar een ander geschikt agent voor de regeling hunner
zaken kon gevonden worden. Zij hadden daarbij bet oog op den
aankoop der te Karangan schaars te bekomen levensmiddelen, de
behoorlijke overzending hunner brieven en paketlen u it Amerika
en vooral op de waarneming h unne r geldelijke aangelegenheden.
»Want”, schrijven zij in hunne huiswaarts gezonden berigten, »er
»is te Pontianak geen enkel geschikt Europeesch koopman, die zieh
* met die taak zou kunnen belasten, en zelfs de Nederlandsche Han-
» del-maatschappij is op het punt van haar établissement op te
»breken en zal weldra ophouden hier een agent te bezigen 2).
Den 1 5 ien Januarij 18 4 4 rigtten zieh de broeders Youngblood,
’) Missionary Herald, 1844, p. 307, 315, Foreign Missions p. 7 , 8.
Het adres aan den G-ouverneur-Generaal is gedrukt in den Appendix van
het 35ste rapport van //the American Board;” doch ik heb geene gelegenheid
gehad dit stuk in te zien.
*) Foreign Missions, p. 11—13, Missionary Herald, 1844, p. 308.; vgl.
boven, bl. 601.