
1825. leverd, In 1823 tot / ’IS ,008 en f 6079 klommen. De oorzaak
dier voorbijgaande verbetering schijnt echter minder in de nieuwe
handelsbepalingen, dan in den verlevendigden ondernemingsgeest
der ingezetenen, u it toenemende ru st en veiligheid geboren, te
moeten gezöcht worden. De nieuwe beroefingen door de Chinezen
v erwekt, sloegen weldra aan de daardoor opgewekte verwachtingen
weder den bodem in. In de handelsbeweging te Pontianak bragten
de nieuwe bepalingen reeds dadelijk geene gevoelige vermeerdering
te weeg *), en zelfs zag men in 1823 de inkomende regten, die
ten vorigen jare / 34,465 bedragen hadden, tot f 3 0 ,2 3 9 , en de
uitgaande, die in 1 8 2 2 /8 1 0 9 hadden opgeleverd, tot /7 7 7 2 da-
le n , zoodat het verlies aan regten op den handel met Java en Ma-
dura door geene evenredige voordeelen vergoed werd 2). In de volgende
jaren nam de handel, inzonderheid met de Britsche bezittingen, ge-
durig af, waartoe vooral ook de publicatie van 1 4 Febr. 18 2 4 3), die
in geheel Nederlandsch Indie de inkomende regten voor wollen en
katoenen goederen, in vreemde landen bewesten de Iiaap de Goede
Hoop vervaardigd, op 2 5 percent, en zoo ze u it vreemde havens
beoosten de Kaap werden aangebragt, op 35 percent stelde , veel
*) Dit zal blijken uit de volgende tabel van de scbeepvaart van Pontianak
over de ja:
Ingekl. praauwen
1819. 1820. 1821. 1822. 1823.
van Java en Madura 42 45 40 26 32
van Borneo’s kust 72 60 43 75 69
van elders 33 . 34 32 25 28
Totaal 147 139 115 126 129
naar Java en Madura 50 54 54 40 32
naar Borneo’s kust 124 108 62 96 125
naar elder3 30 15 24 21 47
Totaal 204 177 140 157 204
!) De vermeerdering der inkomende regten op Britsche goederen was
echter het eerste jaar aanzienlijk, daat zij in 1822 slechts /9 4 0 5 , in 1828
f 25514 opleverden.
3) Staatsblad no. 9, Mijer 1824 en 1825, bl. 9 9 , Moors Notices of
the Indian Archipelago, p. 13, in een uittreksel uit de Singap. Chron. van
Nov. 1829. Dit buitensporig regt gaf, in verband met art. 2 van het Trak-
taat van 17 Maart 1824 met G-root-Brittanje, van de Britsche zijde aan-
leiding tot vele klagten. Van onze zijde werd echter bij de toepassing der
bepalingen van het Traktaat de bevoorregting van den Nederlandschen handel
en de Nederlandsche nijverheid gehandhaafd voor zoover de letter des
verdrags maar eenigzins gedoogde, en na de verklaring door onzen ambas-
sadeur te Bonden den 26 Julij 1825 gegeven , meende Canning daarin te
moeten berusten. Zie C. M. Smulders, Geschiedenis en verklaring van het
Traktaat van 17 Maart 1824, bl. 98 vv.
heeft bijgedragen *). Hoe men dus in het algemeen over de nood*
zakelijkheid of nuttigheid van het toenmaals gevolgde handelstelsel
möge oordeelen, men zal wel moeten erkennen dat noch de welvaart
van Borneo’s ingezetenen, noch de regtstreeksche voordeelen door
het Gouvernement van de vestiging op Borneo getrokken, daardoor
vermeerderd werden. Alleen de verandering in den zouthandel en
de opheffing der binnenlandsche tollen mogten als wezenlijke wel-
daden voor de ingezetenen van dat eiland beschouwd worden 2).
*) In een opstel in de Singapore Chronicle van 12 Mei 1825 (Moors
Notices, p. 174,) leest men dat Pontianak in de twee laatste jaren slechts
door twee vaartuigen onder Britsche vlag was bezocht, en dat een van
deze eene ontvangst had gevonden die waarschijnlijk wel van verdere proef-
nemingen zou afschrikken. Het is mij niet bekend wat de schrijver met
deze woorden op het oog heeft. Aan willekeurige handelingen der ambte-
naren zal men echter zeker niet willen denken, wanneer men in dezelfde
. Singapore Chronicle van Oct. 1827 (Moors Notices, p. 6) de volgende ge-
tuigenis leest: » Strangers visiting Pontianak are under considerable obli-
// gations to Mr. Hartmamj for his kindness and hospitality. Merchants
// are particularly so for his endeavours to facilitate their business, by
//pointing out the natives most likely to deal, and those who cannot be
// trusted. The same may be said of his assistants at Sambas and Mampawa,
//Messrs. Bitter and Duiters. As a public officer Mr. Hartmann is deservedly
//held in high estimation by his countrymen and Government. The writer
//requests these gentlemen to receive his thanks for their polite attention.^
2) Deze opgaven omtrent den handel en de regten zijn getrokken uit
van Grave HS. I , bl. 2 , 3 , 13, Hartmann HS. I , bl. 14—1 7,20, en de
uittreksels uit de Singapore Chronicle in Moors Notices of the Indian Archipelago,
p. 6, 10, 11. Indien wij den schrijver van een reeds aange-
haald artikel uit de Singapore Chronicle van Nov. 1829 (Moors Notices,
p. 1 3 , 14) mögen gelooven, hebben bovendien deze pogingen om den
handel’ van Borneo naar Java terug te leiden, haar doel geheel gemist.
Hij zegt ons dat Singapoera tweemaal ’sjaars door 15 ä 20 praauwen van
Sambas en 20 & 30 van Mampawa en Pontianak bezocht werd, waarvan
de eerste schier niets dan stofgoud, de andere voornamelijk stofgoud en
diamanten aanbragten, dewijl alle andere artikelen naar Britsche havens
gaande met een uitgaand regt van 12 percent bezwaard waren. De waarde
van elke lading bedroeg tusschen 2000 en 20000 Spaansche matten. De
retour-lading bestond hoofdzakelijk in ijzer en manufacturen van Madras
en Bengalen, terwijl Britsche manufacturen door de buitensponge regten
van 35 percent en opium door het monopolie van het Gouvernement ge-
weerd werden. Echter werden aanzienlijke hoeveelheden opium ter sluik
ingevoerd, en de schrijver berekent dat zoo de opium-handel op denzelfden
voet werd gebragt als die der Indische manufacturen, jaarlijks 400 kisten
zouden worden ingevoerd, die, tegen een regt van 12 percent ad valorem,
aan het Gouvernement oneindig meer voordeel zouden opleveren, dan nu de
jaarlijksche verkoop van hoogstens 30 kisten door het monopolie. Hoevele
menschen door zulk een vermeerderden invoer van opium naar ligchaam en
ziel zouden bedorven zijnfkomt bij den schrijver natuurlijk niet'in aan-
merking. Hij zegt verder nog dat de handel met Singapoera den inlanders
/ , , a t / / .. „ JÉ j . y —* g-saggi