
kle i, wit van kleur en zacht van zelfstandigheid, was op dezelfde
tentoonstelling uit Priaman op Sumatra’s Westkust voorhanden *).
Bij Arabische schrijvers vindt men meermalen gewag gemaakt van
eene zoutachtige klei die gegeten en in Egypte zelfs te koop ge-
vent word 2). Eene andere eetbare klei wordt in Zuid-Amerika
aan de oevers der Orinoko- en Amazonen-rivieren gevonden en door
de daar wonende wilde stammen genuttigd 3). A1 deze eetbare
aardsoorten bestaan waarschijnlijk grootendeels u it organische be-,
standdeelen, met name u it de kristal-wieren (diatomaceae), die
zooveel tot de vorming der oppervlakte van onzen aardboden heb-
ben bijgedragen 4). De klei die de Dajaks nuttigen is dus mis-
schien als voedsel nog niet zoo volstrekt verwerpelijk; en men zou
dan verkeerd doen dit gebruik op eene lijn te stellen met de zoo-
genaamde grondvreterij der Surinaamsche negerslaven, waarmede
be t bij oppervlakkigebeschouwing kan schijnen geheel overeen te
k o m c n . a a — ~ A -<)' a . ■- a /a—^ * y ^ .
f) Catalogus, bl. 91, Sumatra, no. 5.
s) Zie mijne uitgave van Sojuti’s Lobbo’l-lobab op de artt. jUdail
en JuUl en bet Supplementum annotationis, p. 152. Over het medisch
gebriiik van deze en andere kleisoorten handelt Avicenna, Can;, 1. II.
s) Zie Journ. of the Ind. Archip, 1853, p. 279.
*) Zie Java-bode, t. a. p.
DERDE HOOFDSTUK.
Het koppensnellen. — Oorsprong dezer gewoonte, — Onderzoek in hoe-
verre daardoor de gnnst der vrouwen verworren wordt. — Het bijgeloof daar-
mede verbonden. — Koppenjagten bij den dood van een hoofd. — Menschen-
offers op de graven. — Koppenjagten als godsgerigt. — Erfelijke vceten en
bloedwraak. — Schuld der Maleijers in bet aanmoedigen van vijandelijkhedcn
onder de Dajaks. — Krijgsdos en wapenen. — Ngajouw- en Assan-togten. —
Oorlogen der Maleijers. — Feesten na den ailoop der koppenjagten. — Bewaring
der koppen. — Kannibalismus. — Djaum.
—»»oo;» ec**-—'
E r is niets in de zeden der Dajaks dat te allen tijde de belang-
stelling zoozeer heeft getrokken , en tot zoovele gissingen, onder-
zoekingen en overdrijvingen aanleiding heeft gegeven, a lsh u n n e ev en
zonderlinge als barbaarsche zucht om vijandelijke koppen teverzame-
len en als zegeteekenen te bewaren. Hoofden buit te maken is het
voorname streven, zoowel in de grootere krijgstogten die geheele
stammen tegen elkander ondernemen, als bij die veelal verraderlijke
aanvallen, welke, met het oogmerk om aan eene bijzondereof erfelijke
veete te voldoen, of om den naam van dapperheid teverwerven, door
slechts enkelen worden verrigt. E r heerscht zonder twijfel overdrij-
ving in hetgeen door sommige, vooral. oudere schrijvers, van het
koppensnellen der Dajaks wordt verhaald; maarzeker is het toch dat
de zucht om koppen als zegeteekenen te bezitten, soms tot eene
onbegrijpelijke passie s tijg t, en dat dergelijke moordtogten, bij de
geringste aanleiding ondernomen, weerlooze grijsaards, vrouwen noch
kinderen sparen. De heer Low verhaalt een merkwaardig voorbeeld
van het blind fanatisme, waarmede soms de Dajaks aan deze zucht
bot vieren. Zeker opperhoofd der Sekarran-Dajaks deed een aanval
op een dorp der bondgenooten van Radja Brooke, nieltegenstaande
zijn zoon en neef in handen van den Radja waren, en hij natuur-
lijk veronderstellen moest dat zijne vijandelijke daad zonder genade
aan hen zou gewroken worden J).