
scheidene hoofden op de Noordkust die door dapperheid hebben uit-
geblonken, en zwaait vooral grooten lof toe aan de heldendaden van
liet hoofd van Loendoe in het gebied van Serawak *). De strijd-
baarheid der Kajans is algemeen erkend en wordt dan ook door
den beer van Lijnden toegegeven voor de stammen die het gebied
der Wester-afdeeling bewonen 2).
Over de verregaande zorgeloosheid en traagbeid van de Dajaks op
de Westkust zal ik een paar getuigenissen van de zendelingen aanvoeren,
die ons een diepen blik doen slaan in de eilende, waartoe
de verdrukking dit volk gebragt heeft. »De reden ,” zegt een hun-
ner, »waarom ik den Dajak zorgeloos noem, is d a th ij bijna nimmer
»meer graan verbouwt om in de behoeften van het jaar te voorzien,
»dan in 8 maanden verteerd w o rd t, en dat men hem soms heden
»voor een gantang rijstje en e som gelds zietbesteden, waarvoor hij
»zieh binnen drie weken 4 2 of 1 4 maal zooveel, en van betere
» hoedanigheid, zou kunnen aanschaffen 2)f” En in een ander stuk
lezen w i j : » Ten gevolge der Maleische verdrukking zijn de Dajaks
» onuitsprekelijk en , zooals van zelf spreekt, bij toeneming ramp-
»zalig, en missen allen prikkel om zieh in te spannen tot verbete-
»ring van hunnen toestand. E r is slechts eene soort van eigen-
»dom die zij vermeenen in veiligheid te kunnen bezitten , name-
»lijk zw ijn en ; en het is bijna als of zij van oordeel waren dat zij
» te geruster konden leven , naarmate zij er beter in slaagden om
»aan dat dier gelijk te zijn 4).”
Met deze ingekankerde zorgeloosheid verbonden de Dajaks, naar
de getuigenis der zendelingen, geringe waardering hunner pogingen
om hun lot te verbeteren en een steeds toenemend mistrouwen om-
tre n t hunne bedoelingen ä) ; doch ik acht het waarschijnlijk dat
wij daarin alleen den verderfelijken invloed hebben te zien van die-
zelfde boosheid, die de Dajaks stelselmatig bederft en vernedert
om ze dienstbaar te maken aan hare hebzucht. Het möge waar
zijn dat voor »dankbaarheid ” geen woord in de talen der Dajaks
5) Low, p. 2 1 9 , 220.
s) Van Lijnden N. T . , bl. 596; vgl. Low, p. 324, 333.
3) Journ. of the Ind. Archip., t. a. p., p. x x i j .
*) Foreign Missions of the reformed Dutch Church (of New-York)-,
p. 30 (een berigt aangaande den staat der missien, zonder titel of jaartal
maar blijkens den inhoud gedrukt in 1845).
5) Foreign Missions , etc., p. 31.
gevonden wordt x) , en dat voorbeelden voorkomen dat eene goede
behandeling en hoog loon door geene daaraan evenredige gewillig-
heid en arbeidzaamheid worden beantwoord 2) ; maar zeker is het
dat vele Dajaks den pligt der dankbaarheid in hooge mate betrachte
n , wanneer zij slechts van de goede bedoelingen hunner weldoe-
ners overtuigd zijn. Sir James Brooke mögt van den kant der Dajaks
in Serawak steeds de volledigste erkentenis van zijne pogingen
voor hun welzijn en de innigste gehechtheid aan zijn persoon on-
dervinden. » Dankbaarheid m zegt de heer L ow, » doorgaans eene
» maar al te zeer zeldzame en voorbijgaande deugd, versiert bij
» uitnemendheid het karakter dezer eenvoudige lieden, en de ge-
» ringste weldaad hun bewezen, laat de krachtigste en duurzaamste
» indrukken na. Men mag zieh dus niet verwonderen dat deze
» beminnelijke hoedanigheid hen noopt, in hunne eenvoudigheid,
» de groote weldaden, die zij van Europeanen ontvangen hebben,
» met een aan aanbidding grenzenden eerbied te beantwoorden. In-
» dien wij acht geven op de verdrukking, waarvan zij het voorwerp
» w a re n , en den ellendigen s ta a t, waartoe de dwingelandij hunner
» vroegere heerschers hen gebragt had, enwaaruit zij gered zijn door
» de magtige welwillendheid van een man, behoorend tot een ras waar-
» van zij nimmer te voren gehoord hadden, en niet alleen in kleur
» en trek k en , maar vooral ook in de gevoelens waarmede hij hun
» treurigen en verwaarloosden toestand beschouwde, geheel verschil-
» lend van alles wat hun ooit was voorgekomen, -— dan kunnen
»wij hen naauwelijks berispen dat z ij, in de overmaat hunner
» dankbaarheid, den persoon die hen u it hunne eilende verloste,
» en door zijne vriendelijke zorg en bescherming hen de vrijheid
» en het leven, hun door den grooten schepper gegeven, weder
» leerde genieten, als een bovennatuurlijk wezen aanmerkten. Wer-
» kelijk hebben onderscheidene hunner stammen den heer Brooke
» de magt en de hoedanigheden van een hooger wezen toegekend,
» en gelooven dat hij door zijn woord alleen een weldadigen invloed
» op hun persoon en bezittingen kan oefenen. In al hunne gebeden
»wordt zijn naam met dien hunner goden verboden, en er wordt
» geen feest gehouden waarbij hij niet wordt aangeroepen 3).” —•
*) Becker P ., bl. 431.
s) Journ. of the Ind. Arch,, t. a. p ., p. xxm.
s) Low, p. 246, 247.