
1819. nieuw versterking van Pontianak, die, andermaal onder bevel van
kapilein Zimmerman, den 2 den Junij aankwam.
Terwijl deze dappere officier gepaste maalregelen nam om de
veiiigheid van het établissement te verzekeren, en zijne 1 0 stuk-
ken gescbut en twee lilla’s op de voordeeligste wijze trachtte te
plaatsen, verzocht de Sultan van Sambas aan Pangeran Moeda Djaja
Koesoema van Doeri om de Ghinezen tegen te houden en h un
aan te kondigen dat een herni'feuwde aanval op Mampawa door het
Gouvernement op geduchte wijze zou gewroken worden. Deze maat-
regelen boezemden den vijand eenig ontzag in , die zieh thans met
zÿne praauwen naar Soengei-Pinjoe terugtrok, en vandaar eene op-
roeping aan al de Ghinezen rigtte, die echter geenszins de verwachte
uitkomst had. Ofschoon zÿne magt tot ongeveer 4 0 0 0 man,
met omstreeks 500 lilla’s gewapend, aangroeide, waagde hij het
niet iets tegen Mampawa te ondernemen, en toen den 9 den Junij de
luitenant de Raet met 2 8 man van Sambas aldaar aankwam, acht-
te kapitein Zimmerman den toestand van het établissement genoeg-
zaam verzekerd om hem deterugreis naar Pontianak te vergunnen i).
In dat landschap boezemde niet alleen de vÿandige gezindheid der
Chinezen aanhoudende bekommeringen in , ookde in Tajan heerschende
oneenigheden vorderden de gedurige aandacht van den gezaghebber.
Sultan Kasim had aldaar, na de expeditie des vorigen jaars, het be-
stu u r in naam toevertrouwd aan een de kinderschoenen naauw ont-
wassen knaap, Goesti Mekka geheeten, doch inderdaad zelf een
overwegenden invloed op den gang der zaken geoefend. Goesti
Arief, de zwager van dezen p rin s , had zieh tot handhaving zijner
wäre of vermeende regten op het gezag te Tajan zonder vrucht op
den Commissaris Nahuys, tijdens zijn verblijf te Pontianak, beroe-
pen : de Goesti had op den heer Nahuys een hoogst ongunstigen
indruk gemaakt, als een man van een winderige en onrustige
geaardheid, wiens verwarde en onderling tegenstrijdige bewerin-
gen en verhalen in het beoordeelen der geschillen over Tajan be-
zwaarlÿk tot gids konden strekken. Thans trachtte de Goesti,
van den moeÿelÿken toestand waarin zieh het Nederlandsch gezag
te Pontianak bevond, gebruik makende, in Verband met zijnen
bloedverwant Pangeran Merta, zijne regten met de wapenen te doen
gelden. Dit voornemen werd echter verijdeld door de zending van
) Verwikk,, bl. 297.
den luitenant Plancken, die met een detachement der b ez e ttin g i8 l9 ,
van Pontianak het garnizoen van Tajan kwam versterken, met last
om de plaats zelve zoo goed mogelijk in Staat van tegenweer te
brengen *). Ilet fortjd d a t.d e Sultan van Pontianak daar vroeger
had doen opwerpen, was door eene overstrooming der Kapoeas
vermeid 2).
Zoodanig was de de Staat van zaken op Borneo’s Westkust, loen
de hooge regering besloot nogmaals een aanzienlijk ambtenaar der-
waarls af te vaardigen, om eene regeling der verwarde zaken le
beproeven. De keus viel op den heer E. J. Roesler, resident van
Madura en Sumanap, die bij besluit van 26 Junij 18 1 9 tot Com-
missaris voor Borneo’s Westkust benoemd werd 3). Zijne instructie
schreef hem voor, de troonsopvolging te Pontianak te regelen, de
contracten door den Commissaris Nahuys met de vorsten aange-
ga an, en bij besluit van 3 Junij voorloopig door de hooge regering
bekrachtigd, overeenkomstig de daarbij gestelde voorwaarden 1 te
wijzigen 4) , de betrekkingen met de Ghinezen in de binnenlanden
zooveel mogelijk op een vasten voet te brengen, de redenen
hunner weigering tot betaling van het hoofdgeld op te sporen, be-
palingen te maken geschikt om nieuwe rustverstoring te voorkomen
en het ontzag voor het Ned. Gouvernement te bevorderen, en van
den staat van zaken op Borneo een naauwkeurig verslag te geven,
dat voor de verdere handelingen der regering qen vasten grondslag
zou opleveren 5). Om aan deze zending klem bij te z e tten , werd
den nieuwen Commissaris eene extra-krijgsmagt van 100 man
medegegeren 6) ; doch het blijkt niet dat eenige acht werd gesla-
gen op den r a a d , thans met nog sterker aandrang door den heer
Nahuys herhaald, om de monden der rivieren van Pontianak tot
Sambas gedurende eenige maanden door twee gewapende vaartuigen
gestreng le doen bewaken, en orde te geven om geen Chinees, hetzij
van Montrado of van Mandor, naar zijn vaderland te laten terug-
') Tobias HS., bl. 61, Brief van Comm. Nahuys aan den Gouv.-Gen.
van 9 Mei 1819, n<>. 17 (HS.), Verwikk.,' bl. 297.
*) Rapport van den kapit. aide-de-camp van den Gouv.-Gen. (HS.),
bl. 6. Vgl. over de redoute des Sultans boven, bl. 11.
8) Van Lijndep T. N. I., bl. 174, Mijer 1819, bl. 520.
*) Dit blijkt uit het hoofd der vernieuwde contracten met Sambas en
Mampawa, waarvan zieh losse afschriften bij de door mij gebruikte verza-
meling van offlciele stukken bevinden.
“) Van Lijnden en Mijer, t. a. p., Tobias, bl. 62.
°) Tobias, bl. 62.