
1824. geschikt. De kosten van het établissement zouden naar zijne mee-
ning in twee jaren kunnen gedekt zÿn , indien zieh het Gouvernement
de pachten van de dobbeltafels, den arak eu de varkens-
slagterij toeëigende. De verlegging van den te Sinkawanggevestigden
post naar Montrado, te r eerstgenoemde plaats door 30 man van
het garnizoen van Sambas vervangen , achtte de resident voldoende
om de kongsies in toom te houden. Van den kant des Sultans
zou geene tegenkanting te vreezen z ijn , daar hij in dit deel zÿner
staten nimmer eenig wezenlijk gezag geoefend e n , als pachter van
de opium, groot belang had bij de invoering eener betere orde van
zaken, ja zelfs reeds om de plaatsing van een ambtenaar en een
détachement troepen te Montrado, lot ondersteuning der pacht, had
verzocht. Eindelijk verwachtte de resident dat zelfs de fatsoenlijke
kooplieden van Montrado en de kapiteins Tan-po-ko enA-lok, waar-
van de laatste op de pacht der dobbeltafels vlaste, den maatregel
zouden ondersteunen x).
Het schijnt dat het plan door den heer van Grave voorge-
s te ld , mits zoo krach tdadig uitgevoerd dat aan alle verzet der
Chinezen op eenmaal de kop ware ingenepen, het beste middel
zou geweest zijn om het bezit van Borneo’s Westkust voor Nederland
wezenlijk nuttig en vruchtbaar te maken; maar het schijnt
even zeker dat de geringe middelen die hij daartoe wilde aan-
wenden, nimmer tot het heoogde doel zouden hebben kunnen leiden.
De aanhechting van Montrado aan de Nederlandsche provinciën
vond bij de hooge regering geen bijval. Daar echter de klagten
over de uitkomsten der opiumpacht hieven aanhouden, besloot zij,
bij resolutie van 1 7 April 1824, dat Montrado met een detachement
van 4 0 à 5 0 man zou bezet worden 2).
Deze maatregel schijnt zieh te eerder aan het Gouvernement te
hebben aanbevolen, daar hij slechts de zaken van Montrado op
soortgelijken voet bragt als die mm^Mandor, waarheen wij thans
voor eene poos onzen blik moeten rigten. De Chinezen aldaar had-
den in 1823 de opium- en andere pachten vrijwillig aan het Gouvernement
afgestaan, onder voorbehoud dat zij de helft der winsten
genieten zouden, en dien ten gevolge was daar eene bezetting van
slechts 1 2 man gelegd, die volkomen aan het oogmerk voldeed.
Het hoofdgeld hadden zij dat ja a r, ten bedrage van ^ 8 0 0 0 , naar 1824.
behooren opgebragt, en de heer Hartmann berekende dat over 1824
hoofdgeld en pachten te zamen minstens eene som van /1 2 2 0 0
voor het Gouvernement zouden opleveren 1). De ru st was zoo volkomen,
dat de Gezaghebber geene zwarigheid maakte zieh in het
begin van dit jaar, toen hij van zijne eerste reis naar de bovenlan-
den was teruggekeerd, voor eenigen tijd naar Java te begeven,
waarheen hij gevolgd werd door het hoofd der Chinezen van Man-
dor en door een broeder des Sultans van Pontianak, die dringend
verzochten dat eiland te mögen zien. Gedurende zijn afwezen hadden
te Mandor, bij gelegenheid der begrafenis van het vorige hoofd,
den door den Commissaris afgezetten Panglima Tjap, eenige onge-
regeldheden plaats, die echter door de opvatting van den belhamel,
welke naar Java gezonden werd, oogenblikkelijk werden gestuit.
De omstandigheid dat eenvoudige policie-maatregelen toereikend waren
bevonden om de ru s t te herstellen, werd als een günstig teeken
van het vermeerderd aanzien des Gouvernements beschouwd, en
toen de heer Hartmann, na drie maanden, op Borneo’s Westkust
terugkeerde, vertoonden zieh nog nergens eenige verschijnseien die
hem noopten zijne voorspelling terug te nemen, dat de uitgaven,
hoezeer door de uitbreiding van ons gezag aanmerkelijk vermeerderd,
weldra door de inkomsten meer dan gedekt zouden worden 2).
Te Montrado echter bleef de gisting aanhouden, en toen de Chinezen
vernamen dat men hunne hoofdplaats wilde bezetten, acht-
ten of veinsden zij zieh daardoor hoogelijk heleedigd, ofschoon deze
maatregel hun geen ander nadeel berokkenenj zo u , dan dat hij den
verboden handel zou tegengaan 3). Opgeruid door As-sam, wien de
goedhartigheid van den heer Tobias, na een jaar verblijf op Jav a ,
vergiffenis had bezorgd, doch die daarvan alleen had gebruik ge-
maakt om de Westkust op nieuw in rep en roer te brengen 4) ,
dienden zij, met bedreiging van verzet, vertoogen daartegen in , en
i) TT«.Tt.mMin HS. I , bl. 21, 22, Tobias, bl. 79, van Lijnden T. N. I.,
bl. 180.
s) Tobias, bl. 78, 79. Volgens van Lijnden T. N. I. bepaalde het
besluit van 17 April 1824 dat ook Mandor met 40 it 50 man zou bezet
worden. Doch daar ik niet begrijpen kan waartoe, bij den günstigen Staat
van zaken aldaar, deze vermeerdering der bezetting zou hebben moeten
dienen, meen ik hier aan een misverstand te moeten denken.
3) Tobias, bl. 79, van Lijnden T. N. I ., bl. 180.
*) De Stuers HS., latere aanteekening op bl. 76.