
1845. hoofd afsnijden, omdat hij goederen ontvreemd had die aan de
kongsie behoorden 1). Dit was geenszins een op zieh zelf staand
voorbeeld; maar bet was niet billijk dat men daaruit eene grief
maakte tegen de Chinezen, daar hunne handelwijze in d it opzigt
het natuurlijk gevolg van het stelsel van onthouding was.
Om dezen tijd gaven ook de Chinezen in Serawak den heer Brooke
oorzaak tot k lag ten , waarvan ik mij te eerder genoopt gevoel hier
met een woord ge wag te m ak en , dewijl daardoor op onze eigene
geschillen met de Gbinezen eenig licht wordt geworpen. Door het
contract met Pangeran-moeda Hassim gesloten, was aan de Chinezen
van Sin-ta-kioe vergund, tegen de jaarlijksche betaling van een
Spaanschen mat per hoofd, vrijelijk goud te graven in het hun aan-
gewezen district. De heer Brooke had zieh verpligt geacht, toen het
bestuur in zijne handen overging, zieh aan deze schikking te hou-
d e n , ofschoon hij ze voor de belangen zijner schatkist zeer nadee-
lig achtte. Hij kon zieh die te eerder getroosten, daar hij toch de
voorname bronnen zijner inkomsten vond in de opiumpacht en in
h et monopolie van het antimonium-erts, ’t welk h em , tegen een vasten
prijs per pikol, na een naauwkeurig onderzoek der hoedanigheid, te
Koetjing werd afgeleverd, en hem eene jaarlijksche winst van
/■60,000 ä /7 0 ,0 0 0 opleverde 2). Intusscben zöchten de Ghinezen
de betaling van het hoofdgeld, in Serawak even als in Sambas, door
allerlei uitvlugten te o n tduiken, telkens uitstel vragende en betere
nakoming der overeenkomsten belovende, maar steeds in gebreke blij-
vende hunne beloften te vervullen. Den 5den Februarij 1845 hadden zij
zieh plegtig verbonden om binnen v ijf maanden het hoofdgeld voor
‘) Verwikk., bl. 287; vgl. aldaar de voorbeelden op bl. 2 8 8 , die tot
eenigzins later tijdperk behooren.
s) Brooke I , p. 248, I I , p. 12 5 , Beleber, I , p. 24. 't Verdient opmer-
king dat de heer Brooke, die de Hollandsche politiek zoozeer afkeurde, zelf
tot nagenoeg dezelfde bronnen van inkomsten zijne toevlugt nam: opiumpacht
, hoofdgelden der Chinezen , en een monopolie van antimonium-erts,
datwel tegen het zoutmonopolie kan opwegen. De billijkheid vordert intus-
schen op te merken dat hem deze handelwijze tegen zijn zin door de gel-
delijke behoeflten van zijn bewind was opgedrongen, en dat hij juist daarom
liever wenschte Serawak aan het Britsch Gouvernement over te doen en
slechts als Gouverneur te besturen. * If I can govern with a moderate
»fortune, clear of trade,” zoo schreef hij reeds den 16den October 1842
aan zijne moeder, »my influence would be very great; but expenses must
»be paid, and what is worse, I m u s t hold the monopoly, which is
»w r o n g on p r in c ip le .” Zie Brooke, I , p. 227.
200 koppen — naar Brooke’s schatting naauwelijks de helft van 1845.
bun wezenlijk getal — te voldoen; maar toen acht maanden voor-
bij w a ren , trachtten zij hem nog steeds met dezelfde ontwij-
kende antwoorden te paaijen. Brooke was echter geen man om
zieh zoo te laten misleiden; zijne populariteit bij de overige be-
volking maakte dat hij het klein getal der Chinezen niet behoefde
te o n tz ien , en hij vatte het stellig voornemen op om , zoo zij in
hunne weörspannigheid volhardden, van deze gelegenheid gebruik
te m a k e n , om een schadelijk contract te verbreken. » De Chine-
» zen in dit la n d ,” dus schreef hij in zijn dagboek, »schijnen het
» uitvaagsel des menschdoms te zijn. Logentaal is steeds op hunne
» lippen. Zij achten het geene schände op schurkerij betrapt te
» worden; misdrijf onteert hen n i e t , en op ¡welgeslaagd bedrog
» durven zij zieh beroemen. Sedert lang heb ik opgemerkt dat er
» geen slechter middel is om inkomsten van dit volk te in n e n ,
» dan wat per hoofd wordt berekend. Als de telling moet plaats
» hebben, verdwijnt de helft der familien. Zij verbergen zieh in
» de bosschen , speien schuilhoekje, en slagen er steeds in hun
» aantal uit te geven voor de helft van wat het wezenlijk is 1).”
MiddelerwijI nam de bloei van Serawak gedurig toe, en van alle
kanten stroomden zwervers en fortuinzoekers derwaarts, die er
middelen van bestaan hoopten te vinden. Die toevloed van vrcem-
delingen was reeds aangevangen in 1 8 4 2 , toen er zieh onder anderen
een dertigtal Javanen en zelfs eenige Bengalezen kwamen
vestigen 2). Maar ook uit de residentien Sambas en Pontianak
kwamen niet zelden landverhuizers derwaarts. Vooral vermeer*
derde het getal der Chinezen. Zoo kwam in November 1845 een
vaartuig met 30 Ghinesche emigranten van S am b a s, verlof vragende
om zieh te Serawak te vestigen. Hun opperhoofd, tevens
eigenaar van het schip, zekere Sing-song, verzekerde dat hij een geheim
bezat om antimonium-erts in zilver te veränderen, en Brooke
verdacht hem grootelijks van daarbij op het vervaardigen van valsch
geld te doelen. Toen hij echter den volgenden dag met den Radja
in onderhandeling kwam, werd hiervan geen woord meer gerept.
Hij sprak hem toe met de vleijendste woorden en verzekerde hem
dat duizenden Ghinezen gereed stonden op zijne uitnoodiging naar
*) Mundy, I I , p. 5 0 ,'5 1 .
*) Brooke, I , p. 220.