
1833. loopig had kunnen voldaan worden. Voor de meerdere werkzaam-
heden daardoor veroorzaakt, had hij aan de assistent-residenten
van Sambas en Pontianak ieder f 1 0 0 ’s maands toegestaan. Deze
handelingen werden, na aan het oordeel van den Commissaris F ran cis
onderworpen te z i jn , bij resolutie van 3 April 1834 goedge-
keurd 1).
Het gewigtig werk der reorganisatie was du s, voor zoo ver de
omstandigheden gedoogden, binnen den bepaalden tijd naar behooren
volbragt. Ik moet er alleen nog bijvoegen dat de heer van den
Bosch, bij besluit van den 3 den October 1835, de bepalingen omtrent
de v rijStelling der havens van Sambas en Pontianak nader aanvulde
door voor te schrijven, dat alle bestaande verordeningen ten aanzien
van de vaart en den handel tusschen de vrije haven van Riouw
en de overige Nederlandsch-Indische havens onderling, ook van
toepassing zouden zijn op het handelsverkeer dier havens met
Sambas en Pontianak, en dat de ontvangers der regten op beide
laatstgenoemde plaatsen zouden vervangen worden door haven mees-
te r s , aan wie de ontvangst der ankeragie-gelden en van eene be-
lasting op de Chinesche vaartuigen ten behoeve van het Chine-
sche hospitaal te Batavia zou zijn opgedragen 2). Ook werd, bij
besluit van den 28 sten October, aan den heer Ritter te kennen ge-
geven dat de hem vroeger verleende magtiging om aan de suiker-
planters voorschotten te geven, als ingetrokken moest beschouwd
worden 3).
1834. De taak van den heer Ritter op Borneo’s Westkust was thans
afgedaan. Hij bleef echter nog geruimen tijd te Pontianak vertoe-
ven, terwijl de waarnemende assistent-resident, in het begin van
1834, in het belang van den binnenlandschen handel een togt naar
Sintang ondernam. Om den indruk van dezen maatregel te verhoo-
gen, liet zieh die ambtenaar door bijna al de inlandsche en Chinesche
hoofden van Pontianak, ook den groot-kapitein van Mandor niet
uitgezonderd, met hun talrijk gevolg vergezellen, zoodat de geheele
stoet uit meer dan 800 personen bestond. Men vond Sintang in
den rampzaligsten to e stand: er woedde een hevige hongersnood,
en een groot gedeelte der bevolking waarde als levende geraamten
om de Pontianaksche vaartuigen. Niettegenstaande de assistentd)
Off. Stukk. HS., bl. 293—298.'
s) Off. Stukk. HS., bl. 262—272, Staatsbl., n°. 65.
3) Off. Stukk. HS., bl. 366.
resident aan zijn gevolg de strengste bevelen had gegeven om zieh 1834.
niet met slavenhandel in te laten, was hij zelf de eerste die daar-
van afweek. Eene geheel uitgeputte Dajaksche vrouw, met een zui-
geling aan de borst, wierp zieh aan zijne voeten en smeekte hem,
haar en hare vijf kinderen van een wissen dood te red d en , door
hen te koopen en naar Pontianak mede te voeren. Door medelijden
bewogen, kocht de assistent-resident het geheele gezin voor f 1 8 0 ;
doch op de terugreis bezweken reeds twee der door langdurig ge-
brek verzwakte kinderen./"De moeder stierf met twee andere te
Pontianak, en alleen het oudste kind, een jongen van ongeveer 1 2
ja ren, bleef in het leven en werd een vlugge huisbediende. Bij
zijn vertrek van Pontianak, tegen het einde des ja a rs, gaf de waarnemende
assistent-resident dezen knaap aan den luitenant Linkhard
ten geschenke, wien hij naar Java volgde; maar to e n , in 1 8 3 6 ,
diens balaillon te Samarang naar Padang werd ingescheept, verdween
hij eensklaps, zonder dat men immer weder iets van hem verno-
men heeft. Zijn heer vermiste niets en zelfs zijne eigene goederen
had hij achtergelaten 1).
Toen de waarnemende assistent-resident zijne zaken te Sintang
geeindigd h ad , keerde hij met zijn gevolg onverwijld naar Pontianak
terug en bereikte op den avond van den eersten dag het Chinesche
gehucht Soengei Aja. Men wilde hier overnachten, en de praauwen
werden te dien einde aan een houten vlot vastgemaakt, waarbij de
groot-kapitein van Mandor zijn vaartuig naast dat van den assistentresident
legde. In dit vaartuig bevonden zieh drie Dajaksche vrouwen,
eene moeder en twee dochters, die hij gekocht h a d , en die aan
hare smart over het verlaten van den geboortegrond in luide jam-
merkreten lucht gaven. Eensklaps ontstaat er een vreesselijk rumoer.
De Dajaksche moeder grijpt een parang die onder haar bereik lig t,
brengt aan een der Chinezen in het vaartuig een geduchten houw
op het hoofd toe, zoodat hij op den bodem der bandong in zijn
bloed ligt te spartelen, kwetst nog een drietal Chinezen die haar
grijpen en ontwapenen willen, springt op het vaartuig van den
assistent-resident, vandaar op het vlot en eindelijk op den wal over,
en verliest zieh met de beide op hare hielen volgende dochters in
de duisternis. Terwijl zieh de kreet van amok! amok! doethooren,
grijpt elk naar zijne wapens en haast ftien zieh bij fakkellicht de