
1846. de aard mijncr laak niet vorderde dat ik mij tot de vermelding
dier handelingen en besluiten van den heer Rochussen bepaalde,
die toi Borneo’s Wester-afdeeling betrekking bebben. Maar ook
wanneer wij deze alleen in aanraerking nemen, is het onmisken-
baar dat zijn b e stu u r, ofschoon onder veje weifelingen , welligt
door bijzondere bevelen uit het moederland veroorzaakt, in het al-
gemeen heeft bijgedragen om een beteren toestand van ons gezag
op dit belangrijk eilaud voor te bereiden. De drang der omstan-
digheden heeft zijn opvolger genoodzaakt nog krachtiger door te
tasten, en althans Borneo’s Wester-afdeeling beter dan ooit te voren
aan de contröle van het Nederlandsch gezag te onderwerpen. Har-
telijk wensch ik dat het mij vergund zal z ijn , later de geschied-
schrijver ook van zijne maatregelen te wezen. Inmiddels is het
mijne vurige bede dat zij door den Goddelijken zegen mögen strek-
ken om welvaart en Ghristelijke beschaving op dat schoone eiland
te bevorderen , opdat het eene der edelste parelen möge worden
aan Nederlands kroon!
EINDE VAN HET TWEEDE EN LAATSTE^DEEL.
— -¿('S* E5* 3-—
m m