
1832. voor vrouwen en meisjes. Dus geregeld z o u , naar zijne meening,
de belasting aanmerkelijk meer opbrengen x).
Merkwaardig is het oordeel van den heer Francis over de Chinezen,
zoo geheel afwijkende van dat zijner voorgangers en opvolgers.
»Zij zijn h ie r ,” zegt h i j , »even als overal elders, zeer naarstige
»menschen, doch ruw van aard en onbeschaafd in hunne zeden,
» waarbij nog zou kunnen gevoegd worden dat norschheid, eigen-
» zinnigheid en eene domme nieuwsgierigheid tot de hoofdtrekken
» van hun karakter behooren. Doch in wedrwil hiervan heb ik hen
» als zeer handelbare menschen gevonden, die mij overal met on-
» derscheiding hebben bejegend, en indien ik kiezen moest, zou ik
» liever met deze ruwe wezens, dan met de roofzieke Maleijers
»willen verkeeren, dewijl de eersten gevoelig en erkentelijk zijn
» voor eene regtvaardige en billijke behandeling, en de laatsten door
» niets dan door hun eigenbelang streelende middelen tot eenige er-
» kentelijkheid kunnen worden bewogen 2).”
1833. Na kennis van het rapport genomen en den Commissaris gehoord
te hebben, nam de Gouverneur-Generaal, den 1 8 den Februarij 1833,
onderscheidene besluiten, om de reorganisatie der Westkust voor
te bereiden. De betaling der tollen zou met den eersten Mei op-
liouden. Voor ’t overige zouden de belastingen der Chinezen voor
het loopende jaar blijven op den bestaanden voet en d u s , wat de
vier vereenigde kongsies van Montrado betreft, zieh bepalen tot de
malige recognitie, door den Commissaris met hen vastgesteld; doch
inmiddels zouden de noodige schikkingen gemaakt worden om met
den eersten Januarij van het volgend ja a r , zoo mogelijk, eene ge-
lijkwerkende belasting op alle Chinezen in de residentie Borneo’s
W e stk u st, in den vorm van hoofdgeld, in te voeren3).
Ten aanzien van den handel werd hoofdzakelijk bepaald d a t , te
rekenen van 1 Januarij 1 8 3 4 , de havens van Pontianak en Sam-
bas van alle in- en uitgaande regten zouden zijn vrijgesteld, en op
de handelaars alleen de verpligting zou rüsten tot de betaling van
een matig ankeragiegeld (dat voor de schepen aan onderdanen van
vreemde mogendheden behoorende, zou verdubbeld worden), met dien
’) Van Lijnden T. N. I., bl. 183, 184.
2) Francis, bl. 22, ook aangehaald bij van Lijnden, T. N. I., bl. 184.
8) Van Lijnden T. N. J ., bl. 184, Off. Stukk. HS., bl. 168, Extract
uit het register der handelingen van den Commissaris Francis van 24 April
1833 (los afschrift bij Off. Stukk. HS.).
verstände e c h te r, dat de plaatselijke autoriteiten de noodige maat- 1833.
regelen zouden nemen, vereischt om de regten van den opium-
pachter te verzekeren; dat geene vaartuigen die niet onder de
jurisdictie der Nederlandsche antoriteit op Borneo’s Westkust be-
h o o rd en , in eenige andere haven dier k u s t , dan Pontianak en
Sambas, onder welk voorwendsel o o k , mogten binnenloopen of
handel drijven, tenzy bij bewezene volstrekte noodzakelijkheid, op
verbeurte van schip en lading; en dat de zoogenaamde kusthandel,
onder dezelfde strafbepaling, door geene andere vaartuigen zou mögen
gedreven worden, dan de zoodanige, die daartoe van de Nederlandsche
autoriteiten ter Westkust speciale vergunning hadden
ontvangen. ’t Behoeft naauwelijks opmerking dat met deze bepa-
lingen geene opheffing van het verbod op den invoer van buskruid
en ammunitie en van ander dan Gouvernements-zout bedoeld was 1).
Het burgerlijk bestuur werd op zeer zuinigen voet ingerigt, zui-
niger nog dan vroeger door den Commissaris was vastgesteld. De
post van Resident ter Westkust zou geheel vervallen, en de residentie
gesplitst worden in twee geheel van elkander afgescheiden etablis-
sem enten, Pontianak en S am b a s, ieder met een assistent-resident
aan het hoofd. De intrekking der posten van Landak en Tajan werd
gelast, en in het geheel bepaald dat geene nieuwe posten buiten de
beide hoofdplaatsen zouden worden aangelegd, dan in geval van gebie-
dende noodzakelijkheid en zonder geldelijk bezwaar voor den lan d e2).
In overeeustemming met deze schikkingen deed vervolgens de
kommandant der troepen , na raadpleging met den heer F ra n c is ,
een voorstel aan den Gouverneur-Generaal omtrent de regeling der
militaire bezetting. Hij ging daarbij uit van het beginsel dat de
militaire magt alleen zou moeten strekken om de beide hoofdpos-
ten te verdedigen , en geen mobiel detachement voor vertooningen
en expedition behoefde te worden toegestaan , terwijI ook de assistentresidenten
op hunne tournees zieh voordeeliger door een twintigtal
Maleijers, aan wie men 50 a 80 cents daags uitbetaalde, dan door
een detachement soldaten konden doen verzellen. Reeds den 2 5 sten Augustus
1827 had de Commissaris-Generaal du Bus een besluit genomen,
waarbij de geheele militaire magt te r Westkust op 88 man voor Pontia-
*) Staatsblad, n°. 8 , Rochus sen, bl. 3 3 , Papers relative to Borneo and
the Commission of enquiry respecting Sir James Brooke, presented to the
House of Commons, 1854, p. 58.
s) Off. Stukk. HS., bl. 252, 2 5 5 , 340.