
»Een kleine pondok wordt opgeslagen, waarin hei lijk op een
» rooster van bamboe wordt nedergelegd. Onder dezen wordt een
» matig vuur onderhouden, om de uitdrooging trapsgewijze te doen
» plaats hebben. Dan het afgrijsselijkste, het bijna ondenkbare
» hierbij is, — en de lezer vergeve het den schrijver dat h ij, om
» een getrouw tafereel dier barbaarsche zeden en gewoonten te
»schetsen, ook dat afschuwelijke te boek s te lt, — dat de vochten,
» welke de natuurlijke, door de wärmte nog vermeerderde en ver-
» h aa ste, ontbinding längs het ligchaam doet afvloeijen, in aarden
»schoteis worden opgevangen en vermengd onder de r ijs t, die de
» treurende naastbestaanden gedurende den tijd der berooking nut-
» tigen 1), T^anneer ten laatste het lijk tot eene mumie is uitge-
» droogd, wordt het in boomschors gewikkeld en begraven onder
»een boom. Een ruw stuk h o u t, dat eene menschelijke gedaante
» rnoet verbeelden, wordt op het graf geplaatst, om daardoor de
» booze geesten af te schrikken den daär begravene eenig letsel te
» doen 2).”
*) Hoe ongeloofelijk dit zijn möge, het krijgt waarschijnlijkheid door
hetgeen wij lezen bij Low, p. 206: //the disgusting odour peculiar to de-
//caying mortality, the Dyaks have frequently told me, is particularly
//grateful to their senses, and surpasses the odorous durian, their favourite
//fruit;” en bij Burns, p. 150: //the nearest relatives, especially women,
»long and affectionately hug the coffin , and with their faces on it inhale
»the odour.”
s) Ritter, A. bl. 441. Eene gedeeltelijk met het hier verhaalde over-
eenkomende plegtigheid, door verbranding der lijken gevolgd, komt voor
onder de Bejadjoe’s. Ziehier hoe de heer S. Muller, bl. 4 0 2 , haar be-
schrijft. »In een planken huisje, santong rauoen (d. i. letterlijk doodkist-
ii kamer) geheeten, dat bij ongeveer 7 voet lengte omtrent 5 voet hoogte
»heeft en op zes pooten rust, wordt, weinige dagen na het overlijden, de
»kist met het lijk geplaatst, hetwelk daar langen tijd, somtijds wel gedu-
n rende 4 of 6 jaren , blijft staan, totdat al de vochten en zachte deelen
» zijn uitgedroogd of verrot, en alleen het geraamte is overgebleven, hetz/
welk alsdan, met de kist, in een ander, op den platten grond gebouwd
»huisje, djirap geheeten, wordt overgebragt en te gelijk met dit huisje
»verbrand: eene godsdienstige plegtigheid, die, wegens de feesten, die als-
»dan gegeven en waarbij buffels en varkens geslagt moeten worden, alleen
»bij betrekkelijk zeer vermögende inboorlingen wordt aangewend. Zoolang
»de kist in het santong rauoen wordt bewaard, hangt er een groote si-
»toen of pot onder, die, door middel van eenige gaatjes, met het binnenste
»der kist in verbinding Staat, en in welken de vloeibare stoffen zieh ontlas-
»ten; die pot wordt later in de aarde begraven, daar, waar het djirap stond
ii en de kist met het doode ligchaam is verbrand geworden.” De heer Muller
beschrijft t. a. p. nog meer andere lijkplegtigheden, in verschillende streken
van het Banjer-massinsch gebied in zwang. Vgl. ook Schwaner B., I, bl. 184.
Op de Westkust is echter de meest gebruikelijke behandeling
der lijken de eenvoudige ter-aarde-bestelling. De daarbij in acht
genomen plegtigheden zijn schier op elke plaats, en ook naar den
rang en het vermögen der nabestaanden, verschillend. Uit bijge-
loovige vrees voor de geesten wordt doorgaans met de begrafenis
de grootste spoed gemaakt. Volwassenen worden, zoo mogelijk ,
nog op den dag van hun sterven, nog jonge kinderen sorns reeds
binnen twee uren na het overlijden begraven. In boomschors gewikkeld
en met een wit kleed bedekt, wordt het lijk door een
vriend of bloedverwant, op andere plaatsen door een daartoe aan-
gestelden doodgraver, op den rüg naar het graf gedragen. Dit is
in bet Landaksche, en misschien ook elders, dus ingerigt. Eerst
wordt een kuil van 2 ä 2J voel breedte en omstreeks 4 voet diepte
gegraven, en dan aan de eene zij de de eigenlijke ruimte voor de
berging van het lijk onder den grond uitgehold e n , na het lijk
ontvangen te hebben, met kleine palen afgezet, over welke een
kleed van boomschors wordt geworpen. Daarop wordt de eerstge-
maakte kuil weder digt geworpen en de aarde daarboven in een
regelmatigen langwerpig-vierkanten vorm eenige duimen opgehoogd.
Vervolgens wordt door de aanwezigen een hoen vaneengescheurd, waar-
van zij de stukken, onder het prevelen van bezweringen tot wering
der booze geesten, van zieh werpen. De ärmsten plaatsen slechts
eenige kromgebogene takken of bamboe-stokken op het graf, som-
migen een schotel, de meer vermögenden een of meer tampajans en
somtijds een gong. De dooden worden door de nabestaanden, zoo
te huis als bij het graf, uren lang met luide stemmen beweend, en
indien de armoede het niet verbiedt, wordt een varken gedood en
aan allen die bij de begrafenis hebben bijgestaan, een deel daarvan
gegeven in schoteis, welker grootte aan de verschillende bewezen
diensten gcevenredigd is , en die elk hunner als aandenken met zieh
naar zij ne woning neemt *).
Deze plegtigheden ondergaan eenige wijziging, ingeval de overle-
dene tot de hoofden of aanzienlijken behoort. Den zoodanige worden
zij ne beste kleederen aangetrokken en parang, schild en lans in de
hand gegeven, terwijl zijn geheele ligchaam met kurkema wordt
ingewreven. Nadat het lijk op eene hoogte geplaatst i s , gaan de
mannelijke bloedverwanten in het bosch eenen boomstam kappen,
*) Van Lijnden N. T., bl. 607, Journ. of the Ind. Arch., V. III,
Misc. not., p. x x v—xxvn.