
1831. De vorst van Broenei, zoodra hij vernomen had dat dit artikel te
Singapoera voor een goeden prijs kon verkocht worden, zond eenig
volk naar Serawak om aldaar betrekkingen met de Dajaks aan te
knoopen, die weldra groote hoeveelheden van het erts, in ruil voor
ijz er, kralen en andere artikelen, begonnen aan te voeren. Som*
mige der Maleische hoofden van Sambas rustten schepen u it om in
dezen winstgevenden handel deel te nemen, en in weinige jaren klom
de jaarlijksche invoer van antimonium-erts te Singapoera tot 1400
ton. Eene hoeveelheid van 1 0 0 ton werd van de Dajaks voor goede*
ren te r waarde van omtrent 1 0 0 Spaansche matten verkregen, terwijl
de kooplieden te Singapoera gaarne van 16 tot 2 0 Spaansche
matten voor de ton betaalden. Het erts werd in ruwen Staat, tegen
eene vracht van weinig meer dan f 2 0 de to n , naar Engeland ge-
zonden, dewijl h e t, daar de meeste uitvoer-artikelen .van Singapoera
een gering gewigt hebben, de plaats van baliast vervullen kon 1).
Deze omstandigheden trokken natuurlijk de blikken der Neder-
landsche beambten op Borneo naar dit gedeelte des eilands. Het
scheen hun wenschelijk toe Sambas en Pontianak in de voordeelen
van den thans geheel naar Singapoera verlegden handel van Broenei
te doen deelen, de vestiging der Britten aldaar — niet ten
onregte, zooals latere ondervinding leerde, te gemoet gezien — te
voorkomen, en, tot beteugeling van den sluikhandel met Sambas, de
aan dat rijk grenzende Broeneische districten regtstreeks onder het
Nederlandsch gezag te brengen. Op dit drieledig voordeel, dat uit
een contract met Broenei zou kunnen sp ru iten , maakte de resident
Gronovius den Gouverneur-Generaal bij een schrijven van 23 Janu-
arij 1831 opmerkzaam, terwijl hij er tevens een vlugtig ontwerp
van de te sluiten overeenkomst bijvoegde, waarvan de hoofdpunten
luidden als volgt. De Sultan van Broenei zou het Nederlandsch Gouvernement
erkennen als bondgenoot, en zieh verbinden geen contract
van vriendschap met andere Europesche mogendheden aan te gaan
noch te zullen dulden dat door haar immer eenig gezag in zijn rijk
geoefend werd. Hij zou beloven alle schepen onder Nederlandsche
vlag die te Broenei ten handel kwamen, krachtdadig te beschermen
en hun zooveel mogelijk dezelfde bescherming in alle onder zijn
gebied staande plaatsen te verzekeren. Hij zou de dessa’s Loendoe,
S em a tan , Sadong en Serawak aan het Nederlandsch Gouvernement
afstaan, met dien verstände dat h ij, des verkiezende, de inkomsten 1831.
kon behouden, mits hij op zieh nam die zelf, zonder tusschenkomst
van het Gouvernement, te innen. Hij zou zieh verbinden om in
zijne staten geen zeeroof te dulden en dien door alle mogelijke
middelen te weren. Als wederkeerige gunst zou het Gouvernement
op zieh nemen, de vaartuigen die regelregt van Broenei in de
Nederlandsche bezittingen ten handel kwamen, geheel vrij te stellen
van de betaling van regten, mits de in te voeren goederen voort-
brengselen waren van den grond of de nijverheid van Broenei, en
van die vaartuigen ook geene haven- of ankeragie-gelden of eenige
andere belasting te lieffen. »Tot opheldering van dit laatste p u n t,
dus schreef de resident, »’tw e lk , oppervlakkig beschouwd, met
»’s lands belangen moet schijnen te s trijd e n , dient aangemerkt te
»worden dat de heffing van inkomende regten en de formaliteiten
»daaruit voorlspruitende, den handel van Broenei naar onze bezittin-
»gen grootelijks hebben benadeeld, en de ondervinding geleerd
»heeft dat deze handel slechts bij vrijdom van regten kan bloeijen.”
Ten einde een zoodanig contract tot stand te brengen, stelde de
heer Gronovius voor, een gezantschap naar Broenei af te vaardigen
en daartoe den heer R itte r , assistent-resident van Sambas, te be-
noemen, dien hij voor deze taak bijzonder geschikt achtte. Tot
vermeerdering van den luister des gezantschaps wilde hij hem
eenige rijksgrooten van Sambas toevoegen, waarvan de meesten met
de vorsten van Broenei vermaagschapt waren, en twee koloniale oor-
logsvaartuigen van het eerste charter benevens een geleide van 50
of 60 man troepen, te zijner beschikking stellen, terwijl hij meen-
de dat eene som van minstens f 40 0 0 tot den aankoop van geschen-
ken voor den Sultan en zijne rijksgrooten moest worden bestemd.
Ware toenmaals aan de voorstellen van den heer Gronovius vol-
ledig gevolg gegeven, de vestiging van Sir James Brooke te Serawak,
de afstand van Laboean aan de B ritten , zouden waarschijnlijk
nimmer hebben plaats gegrepen. Uit kwalijk geplaatste zuinigbeid
bepaalde men zieh tot halve maatregelen, die geen ander gevolg
hadden dan nultelooze onkosten. De Generale Directie van Fin an cien,
over deze voorstellen geraadpleegd, erkende volmondig het n u t
van een contract met Broenei op den voorgeschreven voet, mits
gezorgd werd dat aan de bepalingen van het traktaat met Groot-
ß rittan je van 17 Maart 1824 niet werd te kort gedaan. Doch daar
de bezittingen op Borneo in het algemeen slechts verlies opleverden,