
1825. E r waren echter omstandigheden die de Indische regering vor-
hinderden dit tijdstip geduldig af te wachten. De opstanden sedert
1 8 1 9 achtervolgens schier op alle punten van Nederlandsch Indie
uitgebarsten, gevoegd bij vele andere rampen en eene ontzettende
daling der koffijprijzen in 1 8 2 4 , de groote somrnen aan weten-
schappelijke nasporingen ten koste gelegd, de uitbreiding van
ons gezag tot vele plaatsen waar aanvankelijk slechts kon ont-
gind en gezaaid worden, terwijl eerst later jaren de oogsten zou-
den kunnen plukken, hadden de uitgaven der Indische regeriug
onder het bestuur van den Gouverneur-Generaal van der Capellen
tot zulk eene hoogte opgevoerd, de inkomsten zoozeer benadeeld,
dat daarover in het moederland, waar men uit de kolonien dadelijk
voordeel wenschte te trek k en , vele klagten en toenemende ontevre-
denheid rezen. In Indie zelf vestigde zieh sedert October 1 8 2 4
meer en meer de overtuiging dat bezuinigingen dringend noodzake-
lijk waren, en er werden dus velerlei plannen beraamd om het ver-
broken evenwigt tusschen ontvangsten en uitgaven allengs te hersteilen
1). Ook op Borneo werden deze plannen toegepast. Toen
de Gommissaris Tobias, den 30sten October 1 8 2 5 , een algemeen ver-
slag zijner verrigtingen op Borneo en van de daardoor verkregen
uitkomsten aan de hooge regering aanbood, voegde hij daarbij het
voorstel van eenige maatregelen die tot eene aanmerkelijke vermin-
dering der uitgaven op de Westkust zouden kunnen leiden 2).
Zonder twijfel geschiedde dit op aandrang der hooge regering en
heeft zieh de heer Tobias beijverd zijne voorstellen zoodanig in te
rie ten , dat de verwezenlijking zijner ontwerpen daaronder zoo weinig
mogelijk mögt lijden. Toch kan h e t, dunkt mij, niet missen,
of het moet hem veel gekost hebben alzoo zelf de hand te leenen
tot het gedeeltelijk afbreken van hetgeen door hem zelven met
zooveel moeite en zorg was opgebouwd. De voorgestelde maatregelen
werden werkelijk in het volgende jaar ten uitvoer gelegd door
den Commissaris-Generaal du Bus de Ghisignies, door Roning Willem
I naar Indie gezonden met den uitdrukkelijken last om niet
slechts een aantal bepaald aangewezen hervormingen tot stand te
brengen, maar in het algemeen alles te bezuinigen wat daarvoor
maar eenigzins valbaar mögt bevonden worden 3).
ä) Zie hierover b. v. Mijer 1824; en 1825, bl. 106 108.
s) Tobias, bl. 87.
s) Mijer 1824 en 1825, bl. 109.
Alvorens van het jaar 1825 af te stappen, moet ik nog opmerken
dat de post van resident van Sambas, die door het noodlottig uit-
einde van den heer van Grave in Augustus 1 8 2 5 was opengevallen,
werd opgedragen aan den assistent-resident der bovenlanden en adjunct
van den Gezaghebber *), den heer van den Dungen Gronovius.
In zijne plaats kwam de heer W. L. R itte r, — die, als geneeskun-
dige naar Indie gekomen, later in de civiele dienst van het Gouvernement
was overgegaan, — doch met den titel van assistent-resident
van Landak; terwijl de I st® luitenant de Sturle r, kommandant van
het garnizoen te Sintang, aldaar tevens met het civiel gezag belast, en
de betrekking van posthouder te Sangouw en te Tajan aan de sergeants
die er het kleine garnizoen kommandeerden, toevertrouwd
werd 2). De heer Ritter is dezelfde die zieh later als schrijver
zulk een eervollen naam heeft verworven, en wiens langdurig ver-
blijf op Borneo hem ook in Staat heeft gesteld van de zeden en
toestanden op dit eiland die even levendige als getrouwe tafereelen te
schetsen, waarop ik mij reeds zoo dikwijls in d it werk heb beroepen.
Den l sten Januarij 1826 droeg de baron van der Capellen te Batavia
he t bestuur over Nederlandsch Indie aan den Generaal de
Rock over, die met de tijdelijke waarneming zijner functien belast
was. Hij hield bij deze gelegenheid in tegenwoordigheid der ver-
schillende autoriteiten en aanzienlijkste ingezetenen eene toespraak,
waarin hij een overzigt gaf van het gansche tijdvak van zijn bes
tu u r, en die ook de bewijzen opleverde van de bijzondere belang-
Stelling waarmede hij de zaken van Borneo’s Westkust had ter
harte genomen. »De Westkust van Borneo,” dus sprak h ij, »sedert
»1818 door ons bezet, heeft mij vele zorgen veroorzaakt. Door
»de inlandsche vorsten gebeden om onzen ouden zetel aldaar te
»hernemen, hen voor zeerooverijen te beveiligen en onder onze
»bescherming te nemen, is daaraan door de regering toegegeven.
»De Sultans van Pontianak, Sambas en Mampawa hebben onafge-
»broken, en zelfs in moeijelijke omstandigheden, treffende blijken
»van getrouwheid en gehechtheid aan het Nederlandsch Gouverne-
»ment gegeven. Het bestuur is langzamerhand geregeld, de insf
In den Almanak van Ned. Indie voor 1825, bl. 65, komt hij onder
dezen tweeden titel voor, terwijl van Grave HS. II,, bl. 4 , hem reeds
schijnt aan te duiden door den titel van //assistent-resident van Handak,
dien zeker zijn opvolger gevoerd heeft.
S1 Almanak van N. I voor 1826, bl. 66; vgl. boven bl. 228.
m 28
1826.