
1823. dat rijk kort te voren overleden, en moest uit de leden van het
vorstelijk geslacht door de hoofden der bevolking een opvolger ge-
kozen worden. E r waren in dit geval onderscheidene pretendenten,
en in weerwil der ijverige pogingen door den heer Hartmann aan-
gewend om eenstemmigheid te bewerken, verliepen er verscheidene
dagen eer de keuze gevestigd was. Eindelijk werd de verheffing van
Abang Sienkel, tweeden zoon van den overleden vorst, tot regeerder
van Sintang aan den Gezaghebber bekend gemaakt en zijne goedkeu-
ring daarop gevraagd. De heer Hartmann, die zeer geringe gedachten
had van het verstand en de geschiktheid van dezen persoon, kon
aanvankelijk niet tot de bekrachtiging b e sluiten; doch toen het
hem duidelijk werd dat hij de bevolking op geene andere wijze
zou kunnen tevreden stellen, trachtte hij van den nieuwen vorst
nog v66r zijne verheffing te verwerven dat hij de waarneming der
regering zou opdragen aan zijnen broeder Adei Djoen, die in be-
kwaamheid ver boven hem uitmuntte en zieh daarenboven door zijne
günstige gezindheid jegens het Nederlandsch Gouvernement aan den
Gezaghebber aanbeval. Dit gelukte en den 6 a“ November werden
Abang Sienkel, onder den titel van Pangeran Depati Soeria Negara,
als vorst, en Adei Djoen, onder den titel van Pangeran Ratoe Koe-
soema Negara, als rijksbestuurder van Sintang plegtig uitgeroepen en
gehuldigd 1). Nadat de Gezaghebber een stuk grond verzocht en
verkregen en de noodige Orders om daarop met den meesten spoed
eene redoute te bouwen gegeven h a d , zette hij zijnen togt längs
de Kapoeas voort om tot de afgelegenste staatjes door te dringen 2).
Tusschen Sintang en Silat woonde toenmaals een stam van vrije
Dajaks onder een onafhankelijk hoofd, in eene kampong welke de
heer Hartmann den naam geeft van Mantoeari 3). Hij trachtte zieh
met dezen stam in betrekking te stellen, doch het bezoek der Eu-
ropeanen boezemde hun zooveel vrees of weerzin i n , dat hij geen
') Hartmann HS. H ., bl. 8. A b a n g en A d e i zijn te Sintang en in
de naburige staatjes gewone titels van de mannelijke leden der vorstelijke
familie, en Pangeran Depati is er de titel van den regerenden vorst. f~ Van
Lijnden N. T ., bl. 626, 629.
2) Hartmann HS. I I , bl. 9.
3) Ik vind deze Dajaks bij geene andere schrijvers vermeld, want zij
moeten niet verward worden met de Dajaks van Taman of Mantoeari,
waarvan D. I , bl. 56, gesproken is, doch die veel hooger aan de Kapoeas
wonen. Op de kaart van Melvill van Carnbde echter vindt men een Mantoeari
Sg!»I C■- ? H0 - X r l <i ¡¡I
(of eigenlijk door eene schrijffout Mantoeri) ojp^ de aangeduide^ plaats.
/
1
B l
toegang tot hunne Woningen verwerven kon 1). Daarop bezocht hij l
achtervolgens de staten van S ila t, Soeheid , Sali.mbouw, Piassa en
Djongkong. Met de vorsten van Silat en Salimbouw sloot hij over-
eenkomsten, met het doel om daardoor de uitbreiding van den Ne-
derlandschen invloed, van Sintang u i t , voor te bereiden. De overige
genoemde staatjes echter kwamen hem te onaanzienlijk voor om de
moeite en het tijdverlies, aan de onderhandelingen verbonden, waar-
dig te zijn. Intusschen wendde ook daar de Gezaghebber overal
pogingen aan om de vorsten tot het tegengaan van het koppen-snel-
len hunner Dajaksche onderdanen te bewegen 2). Overal werd de
heer Hartmann door den heer Gronovius vergezeld ; en te zamen
hadden zij het genoegen, h e t eerst van alle Europeanen, op dezen
togt het schoone en uitgestrekte meir te aanschouwen, onder den
naam van Danau Melajoe bekend 3) , doch vroeger reeds zoo uitvoe-
rig in deze bladen beschreven 4) , dat het onnoodig is hier langer
bij deze gewigtige ontdekking stil te staan. Te Djongkong verze-
kerde men den Gezaghebber dat hij nog drie dagen roeijens ver-
wijderd was van de plaats, die gerekend werd halverwege tusschen
de monding en den oorsprong der Kapoeas gelegen te zijn. Daar
echter hooger op geene staten van eenig aanbelang gelegen waren ,
besloot hij vanhier weder af te varen en naar Sintang terug te
keeren, waar nog het een en ander te regelen was overgebleven 5).
Daar gekomen liet de heer H a rtm an n , gerust op de goede gezindheid
der bevolking en ten einde alle onnoodige kosten te m ijd e n ,
de troepen die niet voor het garnizoen van Sintang bestemd waren,
dadelijk naar Pontianak terugkeeren. Een detachement van omtrent
4 0 man bleef daar post houden, onder het bevel van den luitenant
de Sturle r, die tevens met het civiel gezag werd bekleed. Ook bleven
voorloopig, en totdat de aangevangen redoute zou voltooid z i jn , de
tweede kanonneerboot en vier der kruispraauwen van den majoor
Radja Akil aldaar gestationneerd. Na den opium en de a rak , de
goudmijnen en het houden van dobbeltafels tot het einde van 1824
verpacht te hebben, ten einde de opbrengst volgens het contract
met den vorst van Sintang te deelen, vertrok de heer Hartmann
J) Hartmann HS. H , bl. 2', 3.
s) Hartmann HS. I I , bl. 9.
8) Hartmann HS. I I , bl. 3 , Moor’s Notices of the Ind. Archip., p. 6.
*) Zie D. I , bl. 27, 53.
Hartmann HS. I I , bl. 9.