
»sen zij zelfs lietgeen in dat dier soms behaagt. Ilet is in een
»woord op Borneo een siecht en dubbelzinnig volk 1).” Ten laat-
ste zij het inij vergund Ida Pfeifer over hen sprekende in te voe-
re n : » Zeer inishaagden mij de Maleijers. Ik kan slechts bevesligen,
»wat de vneeste reizigers zeggen, dat de Maleijers van Borneo onder
»alle Maleijers de slechtste zijn. Zij liegen, Stelen, bedriegen , be-
»handelen de hun onderworpen Dajaks met de groolste hardheid en
»hebben weinig liefde voor vrouw en kinderen. De echtelijke ban-
»den worden gemakkelijk bij hen verwisseld; ik zag zoowel mannen
»als vrouwen, die zes of achtmaal waren getrouwd geweest en nog
»naauw 30 jaren leiden. Dikwijls keeren z ij, na inmiddels met eene
»andere gehuwd te zijn geweest, tot hunne vroegere echtgenooten
»terug. De veelwijverij is h u n . als Mohammedanen , door hunne
»wetten geoorloofd. Bij deze schoone eigenschappen voegen zij eene
»onbeschrijfelijke traagheid en onwilligheid en eene onreinheid zon-
»der wederga. Wel baden zij zieh twee- of driemaal daags of laten
»zieh met water overstorten, volgens de voorschriften hunnergods-
»dienst; doch zij wasschen zieh het vuil niet van het ligehaam en
»droogen zieh niet a f , zij laten zieh slechts het water over het lijf
»loopen en daarmede is het afgedaan. Hun voedsel is^,siecht, dewijl
»zij te lui zijn om meer te bouwen of te planten dan rijst. In
»elke h u t, die ik op mijne togten bezocht, vond ik een zwerm van
»mannen en vrouwen, die h a lve, ja gansche dagen niets anders de-
»den dan snappen , sirik kaauwen , slapen , met de kinderen speien
»of mij uren lang schier bewusteloos aangapen 2).”
Zoodanig zijn de meesters: laat ons thans zien in welke verhou-
ding hunne onderhoorigen tot hen staan. Ik heb reeds opgemerkt dat
de Maleijers zieh met het inwendig bestuur der Dajaks niet bemoeijen.
Elke hunner kampongs heeft, behalve de krijgsbevelhebbers (Pang-
lima’s ) , die hun tijdelijk aanzien gedurende den krijg aan moed en
ervaring te danken hebben , een eigen hoofd (Pangarah of Orang-
kaja), door de bevolking daartoe gekozen, op grond van zijne vvijs-
heid en geschiktheid om haar vertegenwoordiger te zijn tegenover
de Maleijers en andere Dajaksche kampongs, en doorgaans onder-
scheiden van den Toewa of Samba, het erfelijk hoofd van den stam,
f) Van Iloevell R., bl. 191, volgens de berigten van een zeeofücier, die
in 1847 Borneo’s Westkust bezocht.
*) Ida Pfeifers Zweite Weltreise, I , S. 172, 173.
die eene soort van patriarchale waardigheid oefent en over familie-
aangelegenheden of onderlinge gesehillen wordt geraadpleegd. Zoo
het schijnt heeft elk Dajaksch huis zulk een Toewa, zoodat er tot
drie of meer zijn in eene kampong die uit meerdere huizen bestaat.
Tot de uitspraak van het kampongshoofd neemt men slechts de
toevlugt, wanneer zieh de verschillende partijen met het oordeel
van den Toewa niet kunnen vereenigen , en deze beslist dan in
overeenstemming met eenen raad (bitjara) der oudsten 1). De
raadsvergaderingen duren soms twee ä drie dagen. Van de Dajaks
van Poelopetak zegt de heer Becker, dat zoo iemands re-
denering of de beslissing der zaken niet ju is t i s , dit niet ligt
verborgen blijft en er vele aanmerkingen op gemaakt w o rd en ,
zoodat de Dajaks den bijnaam van » advokaten,” hun door som-
mige Europescbe reizigers gegeven, zieh inderdaad waardig be-
toonen 2). De heer Low geeft van deze vergaderingen, zooals zij
onder de Berg-Dajaks van Serawak voorkomen, de volgende beschrij-
ving, die met geringe wijziging ook wel op de Westkust zal toe-
passelijk zijn. »Alle zaken, die met het welzijn van het dorp in
»verband staan, worden beslist in den ra ad , die altijd in de pa-
»ngah 3) gehouden wordt, en tot welken alle mannelijke bewoners
»toegang hebben, ofschoon doorgaans alleen de meening der oud-
»sten gevraagd w o rdt, voor wier gevoelen de jongeren den groot-
»sten eerbied hebben. De Orang-kaja leidt de beraadslagingen , en
»indien hij een man is van erkende bekwaamheid, heeft zijne mee-
» n in g , gewoonlijk voorgedragen in eene lange en krachlige red e ,
»doch zonder andere gebaren dan het zwaaijen met het hoofd, een
»groot gew ig t, en zijne gronden overtuigen doorgaans de vergade-
»ring. Wanneer echter een ander gevoelen geopperd en met gelijke
»bekwaamheid verdedigd w o rd t, voeren de voorstanders der beide
»meeningen achtereenvolgens het woord, waartoe aan ieder met de
»grootste onpartijdigheid gelegenheid gegeven wordt. En ofschoon
»de vergadering soms van den vroegen avond tot aan de morgen-
»schemering d u u rt, wanneer veelal de minderheid haar gevoelen
*) Gronovius IIS., bl. 9 (die in plaats van //Toewa” den vorm //Toe-
ha” heeft), Ritter A ., bl. 422 , Francis , bl. 9 , waar // Sama” eene ver-
schrijving is voor //Samba,” zooals uit bl. 11 blijkt, van Lijnden N. T.,
bl. 627, 631, Schwaner B., I , bl. 168, 169, L ow , p. 288.
s) Becker P ., bl. 430.
s) Zie boven bl. 261, noot 2.