
1822. aangelegd, welke het deboücheren zeer hadden kunncn bemoeijelij*
ken. De bezetting had echter eenige oogenblikken te voren over-
haast de vlugt genomen; men vond er eene hoeveelheid pas gekookte
r i j s t , die voor ten minste 4 0 0 monden genoegzaam scheen. In
deze bentings Iiet de luitenant-kolonel 1 0 0 man a ch te r, terwijl
liij zieh met de overige Iroepen naar de kampong Panoraman be-
gaf. De meeste inwoners waren gevlugt; de Commissaris, die
met zijn gevolg hier ook inmiddels was aangekomen, bleef er met
de troepen overnachten, welke h ie r, gelijk verder op den geheelen
to g t, door de Chinezen van levensmiddelen en alle verdere benoo-
digdheden voorzien werden. Den volgenden dag trok men längs
h e t strand naar Sallion en Pinjoe. De weg derwaarts, bij afwisse-
ling over hoogten en door läge rijstvelden loopende, was zeer ver-
moeijend, dewijl zieh de Soldaten op de smalle, tot voetpaden dienende
planken van ijzerhout niet konden staande houden en telkens
in het moeras zakten. Tegen den middag bereikte men Sallio n ,
waar de hoofden der Chinezen de onzen met witte vlaggen te ge-
moet kwamen en het grootste gedeelte der troepen achtergelaten en
in twee bentings gelegerd werd, terwijl de Commissaris met 2 0 man
de reis naar Pinjoe voortzette, werwaarts hij tegen den avond door
den luitenant-kolonel werd gevolgd. Ofschoon men eenige nieuwe
bentings längs den weg opgeworpen, den ingang van Pinjoe vers
te rb t, en de rivier, waaraan deze plaats ligt, gesloten vond, werd
echter nergens tegenstand geboden. Door de spoedige komst onzer
troepen v errast, hadden de Chinezen overal de vlugt genomen, en
de weinige overgeblevene ontvingen de onzen met alle teekenen van
onderwerping. Te Pinjoe werden eenige vaatjes buskruid, kogels
en lilla’s prijs gemaakt 1).
Inmiddels hadden zieh de praauwen van Panoraman längs de
k ust naar de Pinjoe-rivier begeven, en den 1 6 den Augustus werd
h ier de geheele expeditie weder ingescheept, met uitzondering van
8 0 Ambonezen, onder bevel van kapitein Zimmerman, d ie , in
weerwil der vele h in d ernissen, den weg naar Mampawa over land
vervolgden. Zij bereikten deze plaats den volgenden dag, schier op
hetzelfde oogenblik waarop de overige troepen längs de rivier aldaar
aankwamen, terwijl de oorlogsvaartuigen zoo digt mogelijk bij de
monding van dien stroom geankerd waren. De vorst van Mampawa
had alle krachten ingespannen om der expeditie van dienst te zijn.’ 1822.
De Commissaris was naauwelijks te Mampawa aangekomen, of er
verscheen eene nieuwe deputatie der Chinezen, u it den Kapitein-
Demang en zes andere der voornaamste hoofden van Mandor be-
staande, die hare herhaalde bede om vergifienis met een geschenk
van honderd tail goud (ongeveer f 5500) ondersteunde. Dit geschenk
werd echter niet aangenomen, en alle schikking elders dan
ter hoofdplaats zelve bepaald geweigerd, maar op het dringend
verzoek der afgevaardigden dat de reis naar Mandor ten minste
slechts met een deel der krijgsknechten en volgelingen zou worden
voortgezet, daar men anders voor gebrek aan levensmiddelen vreesde,
werd tot eene gedeeltelijke terugzending der troepen naar Pontianak
overgegaan. Van het aanbod der Chinesche hoofden om als gijze;
laars in handen van den Commissaris te blijven, wilde deze echter,
om geene vrees te to o n en , geen gebruik maken. De luitenant-kolonel
koos 9 officieren en 2 0 0 m a n , uitsluitend Europeanen, voor
de voortzetting van den togt u it, en vermeerderde de bezetting van
Mampawa, onder het bevel van den luitenant Genet, tot 3 officieren
en SO m a n , terwijl hij ook den kadet-ingenieur Caspari met 5
pionniers aldaar ach te rlie t, met last om de noodige opmetingen te
doen en een project te maken voor he t opwerpen eener redoute.
De overige manschappen aanvaardden, onder het bevel van kapitein
Zimmerman, de terugreis naar Pontianak i).
Den 2 0 steu Augustus werden de tot den togt naar Mandor be-
stemde tro ep en , met het gevolg van Maleische hoofden , bedienden
enz. te zamen nagenoeg 4 0 0 man, van levensmiddelen voor eenige
dagen voorzien, op 18 kleine praauwen ingescheept. De rivier op-
varende bereikten zij den volgenden dag Montedong, waar zij aan
land g ingen, terwijl de praauwen weder naar Mampawa afzakten,
naardien het plan was längs de rivier van Mandor naar Pontianak
terug te keeren. Den 22 sten gingen de troepen van Montedong op
marsch en bereikten, na een zeer afmattenden togt van vijf u ren,
Na ä la , waar zij hun intrek namen in het geheel voor hen inge-
ruimde kongsie-huis. Een nog bezwaarlijker marsch bragt hen den
volgenden dag omstreeks een ure te Mandor. Op den geheelen togt
waren zij rijkelijk van varkensvleesch, gevogelte, rijs t en groenten
'*) De Stuers HS., bl. 1 5 , 16, en Orders van 19 Aug.; Tobias, bl.
6 9 , 70 , Yerwikk., bl. 302.