
1842. bij de plaats waar men verwachtte dat zieh de arbeiders zouden
vestigen die thans in de rijstvelden verstrooid waren. Tegen den
avond kregen zij een bezoek van een der hoofden, zoo zij meen-
den om met hen schikkingen te treflen omtrent den bouw. Hoe
groot was bunne teleurstelling, toen hun bleek dat hun regt om
zieh daar te vestigen werd in twijfel getrokken. Alle pogingen om
het opperhoofd daarvan te overtuigen, bleven vruchteloos, en hij
eindigde met zijn voornemen te kennen te geven om in persoon naar
Landak te gaan en van de lippen van den Panembahan de waarheid
te vernemen. De broeders besloten van dit gedwongen uitstel tot
eene kleine excursie naar eenige naburige Dajaksche kampongs
gebruik te maken. Zij bezochten Djalimpan en het groote dorp
Senkoenang, waar wel veerlig Dajaksche woningen, maar dan ook
niet zoo groot als gewoonlijk, verspreid lagen. De Dajaks waren
gastvrij en vriendelijk, maar de Maleijers, die de overal verdreven
Ghinezen in de goud- en diamant-mijnen vervangen hadden, schenen
hen met achterdochtige blikken te beschouwen.
Bij hunne terugkomst te Karangan vonden de broeders alle zwa-
righeden u it den weg geruimd. Zij troffen met de bevolking eene
overeenkomst omtrent den arbeid en de levering van hout. Acht
man begaven zieh dadelijk aan het werk om voor broeder Thomson
voorloopig eene kleine h u t op te rig ten , die hij gedurende den
bouw zou betrekken, terwijl broeder Youngblood naar Pontianak
terugkeerde om voor het inpakken en overvoeren van verschillende
benoodigdheden te zorgen. Dit geschiedde den 2 4 stel1. Den vol-
genden dag kwam een der Dajaksche hoofden broeder Thomson
verbalen dat hij in den droom eene waarschuwing ontvangen had
om bijzonder voor hem zorg te d rag en , en dat hij daarom besloten
had een offer aan den boozen geest aan te b ied en , ten einde
hem te nopen dit oord te verlaten. Aanvankelijk waren alle pogingen
vruchteloos om hem dit u it het hoofd te p ra ten ; het voorstel
van den zendeling dat zij te zamen Gods woord lezen en Hem
bidden zouden den geest te verdrijven, scheen echter ten laatste
zijn bijval te verwerven.
Den 2 6 sten reeds kon Thomson zijne voorloopige woning betrekken.
Zij was bekoorlijk gelegen in he t midden der bosschen, nabij
den oever der riv ie r, welker zandige bodem door het zuivere water
volmaakt zigtbaar was, maar hoog genoeg om tegen het gevaar
van overstrooming in het regensaizoen beveiligd te wezen. Door
verhakkingen in het hout werd aan de eene zijde het uitzigt op
de riv ie r, aan de andere op het dorp en de naburige rijstvelden,
met de daarin verspreide hutten en arbeiders, geopend, terwijl zieh
aan den gezigteinder overal blaauwe bergen vertoonden 1). De moei-
jelijkheden waren echter niet ten einde: de traagheid en onverschil-
ligheid der Dajaks, gevoegd bij de eindelooze overleggingen en
onderhandelingen, waardoor de bouw der grootere woning uiterst
trage vordering maakte, de schaarschheid der levensmiddelen en het
lang uitblijven der van Pontianak. verwachte bezendingen, deden
gedurig nieuwe ontstaan, die echter broeder Thomson door geduld
en volharding te boven kwam. Terwijl hij bij elke voegzame ge-
legenheid, en vooral des zondags, wanneer hij den arbeid rüsten
lie t, het volk te onderwijzen tra chtte , ging hij op de overige dagen
zelf in den arbeid voor, en planlte in den omtrek zijner woning
kokos- en andere vruchtboomen. Intussschen konden de Dajaks, en
zelfs de Maleische kooplieden zieh nimmer Iosmaken van het denkbeeid
dat hij met politieke bedoelingen gekomen was, en zieh met
een garnizoen omringen en een vlaggestok op zijne woning plaatsen
zou. De onverschilligheid voor hoogere belangen bij de meesten was
bedroevend; ook werd Thomsons geloof aan hunne belangeloosheid
door zijne ervaring zeer geschokt, en nu en dan vertoonden zieh reeds
voorteekenen van de tegenwerking die de broeders bij hunne taak
van de Maleijers zouden ondervinden. Den 2 4 steu October was ten
laatste het latwerk voor de grootere woning voltooid en werd het
opgerigt op den top eener bevallige hoogte, slechts eenige schreden
van het water en drie of vier minuten van he t dorp verwijderd.
Bij deze gelegenheid werden al de arbeiders door broeder Thomson
op rijs t, zout en groenten onthaald. Zij prezen zijne mildheid en
vereenigden zieh met hem in zijne h u t om God voor Zijnen zegen
te danken 2).
Den 28 8ten October vertrok de heer Thomson weder naar Pontianak
om de toebereidselen tot zijne verhuizing te voltooijen, en
eerst den 2 3 sten November kwam hij te Karangan terug. Gedurende
zijn afwezen hadden de Dajaks den arbeid op schandelijke wijze
verwaarloosd, zoodat de woning nagenoeg niets was gevorderd.
’) Nevensgaande plaat vertoont de afbeelding dezer voorloopige woning,
gevolgd naar eene houtsnede die zoowel bij Thomson, p. 898, als in Foreign
Missions of the Reformed Dutch Church, p. 5 , voorkomt.
s) Thomson, p. 396—401.