
1832. resolutie der hooge regering van 1 4 February 1832 gemagtigd werd,
het fort van Tajan naar Sangouw te verleggen en bet garnizoen
to t 23 man te vermeerderen, ten einde de opvolging van bet contra
c t, ook wat de daarbij aan het Gouvernement toegekende inkom-
sten betreft, te verzekeren, en tevens om, zoo de Sangouwers zieh
gedurende het geheele jaar stil en rüstig mogten gedragen, de tollen
, u it naam van het Gouvernement te Tajan geheven, met den
Isten Januarij 1833 van 6 percent op de waarde der naar boven
vervoerde goederen tot 3 percent te verminderen *). Het blijkt mij
niet of hieraan gevolg is gegeven; waarschijnlijk is ten gevolge der
reorganisatie onzer bezittingen op Borneo’s Westkust in 1 8 3 3 ,
waarover beneden nader, niet veel van deze plannen gekomen.
1831. Het rijk van Landak was sedert de intrekking van onzen post
in 1 8 2 7 in schromelijke verwarring geraakt. De afgeleefde Panem-
bahan was geheel ongeschikt geworden om de teugels der regering
te voeren, en zijn broeder, Pangeran Mangkoe-boemi, maakte zieh
aan allerlei willekeur en knevelarijen schuldig. Het Gouvernement
had hier vroeger aan Chinezen van Mandor de bewerking toegestaan
van verschillende stukken goudgrond, en onder andere aan den
kapitein-Chinees A-loen, met toekenning van voorschotten, die der
mijnen van Belentian toevertrouwd; doch een aantal Chinezen van
Montrado, meest tot de kongsie Man-fo behoorende 2) , had, gebruik
makende van de heerschende wanorde, zieh hier en daar in deLan-
daksche bovenlanden ingedrongen en de wettige bezitters u it hunne
mijngronden verdreven, hetgeen tot aanhoudende vechterijen aanlei-
ding gaf. Deze toestand werd zoo ondragelijk, dat de bevolking van
Landak zelve, met den Panembahan aan het hoofd, bij den assistent-
resident van Sambas aanzoek deed om het regtstreeksch bestuur van
het Gouvernement in dat gewest te herstellen, waarvan gemelde amb-
tenaar, bij een schrijven van 1 5 Junij 1 8 3 1 , aan den resident ter
Westkust kennis gaf. Deze was teregt van oordeel dat de eer van
h e t Gouvernement niet toeliet dit verzoek van de hand te wijzen.
m benoemde den assistent-resident van Sambas, die reeds vroeger
met het gezag in Landak was bekleed geweest, tot zijn Commis-
saris om het gezag van het Gouvernement in dat rijk te herstellen
, een post aldaar te vesligen, den Pangeran Mangkoe-boemi op
J) Off. Stukk. HS., bl. 356—363.
2) Zie Francis, bl. 21, Mundy, I , p. 288.
te vatten en naar Pontianak te zenden, de Chinezen van Montrado 1831.
te verdrijven, en het binnenlandsch bestuur, de inkomsten van het
Gouvernement en de belangen van handel en nijverheid te regelen.
Hij voorzag hem te dien einde van eene gedetailleerde instructie en
stelde eene magt van 100 man Europeanen en Ambonezen te zijner
beschikking, met last om zieh met den kommanderenden officier te
verstaan en zonder de hoogste noodzakelykheid geen geweld te bezigen.
De heer Bitter haastte zieh aan den hem opgedragen last te
voldoen, en vond zijne taak in vele opzigten gemakkelijker dan hij
zieh had voorgesteld. De Chinezen van Montrado, tot wier vei-
drijving hij gemeend had de hulp der Landakkers en Chinezen van
Mandor te zullen behoeven, hadden by zijne komst, ten gevolge
van gebrek aan r ijs t, de bovenlanden reeds voor het grootste ge-
deelte verlaten om tot hunne makkers terug te keeren , en van
het zwakke overschot was geen verzet tegen de bevelen van het
Gouvernement te duchten. Minder gelukkig slaagde hij in de op-
vatting van den Pangeran. Door eene onyoorzigtigheid van een der
ondergeschikten kreeg hij de lucht van he t tegen hem gekoesterde
plan en verwekte een hevig amok, dat de geheele negerie in be-
weging bragt en hem gelegenheid gaf te ontsnappen. De Soldaten
gaven vuur en een der hoofden, die het eerst den kris had getrok-
k e n , werd geveld. De Ratoe Bagoes Adi Nata Koesoema, zoon van
den Pangeran Mangkoe-boemi en schoonzoon van den Panembahan,
die voor zijn vader partij tro k , werd, terwijl hij zieh door de
vlugt trachtte te redden, gevaarlijk in den arm gewond. Deze p rin s,
die van de geweldenarijen zijns vaders afkeerig en bij de bevolking
zeer bemind was, werd, daar de Panembahan geene mannelijke na-
komelingen h ad , als de troonsopvolger aangemerkt. De heer R itter
b eg a fz ich , te midden van het rumoer, van slechts twee oppassers
vergezeld, tot den Panembahan, met wien hij zoodanige maatrege-
len tro f, dat het oproer weldra gestild en het vertrouwen hersteld
werd. Dit geschiedde den 2 den November. De gekwetste p r in s , dien
de heer Ritter inmiddels tot Pangeran Adipati verheven h ad , over-
leed den 13den aan zijne wonden; doch zijn oudste slechts zevenja-
rige zoon, Goesti Iskander, erfde zijn titel en de daaraan verbonden
inkomsten, en werd kort daarna door den resident als Pangeran
Ratoe of troonsopvolger erkend. Pangeran Mangkoe-boemi bleef
voortvlugtig, maar waagde het niet de ru st in Landak verder te
verstoren, terwijl het in Mei des volgenden jaars gelukte, hem naar