
VOORREDE.
Bij de uitgave van dit tweede deel van mijn werk over Borneo’s Wester-
Afdeeling heb ik nog enkele bijzonderheden aan mijne lezers te berigten, die
ik in weinige woorden zal trachten zamen te vatten.
S e t was aanvankelijk mijn voornemen de Geschiedenis van Borneo's West-
kust tot aan het einde van het bestuur van den onlangs afgetreden Gouverneur
Generaal voort te zetten. Mijns ondanks heb ik hiervan moeten afzien
en de benoeming van den heer w e d d i k tot Gouverneur van Borneo in 1846 tot
grens van mijn iegenwoordigen arbeid moeten stellen, omdat aangaande de ver-
rigtingen van den heer w e d d i k in die hoedanigheid nog weinig is bekend geworden
, en het mij gebleken is dat de heer j. x. w i l l e r , gewezen resident van
Pontianak, zieh bezwaart over de wijze waarop zijn aandeel aan de gebeurte-
nissen tijdens de jongste onlusten op Borneo's Westkust, in uitgegeven geschrif-
ten, is voorgesteld, zonder dat hij tot dusverre het publiek in de gelegenheid
heeft gesteld zijne verdediging te hooren. In de krijgsverrigtingen der laatste
jaren en de organisatie onzer bezittingen op Borneo's Westkust door den Com-
missaris fkins is ook nog het een en ander dat opheldering vereischt. S e t scheen
mij dus toe dat voor een onpartijdig verhaal der verrigtingen in dit deel onzer
bezittingen gedurende jde jaren 1846—1856 de tijd nog niet rijp was; doch ik