
1819. regel, reeds door de betere gésteldheid van den grond te Kampong
Ba ro e in het belang der gezondheid aanbevolen, zou bovendien, zoo
meende ne heer Nahuys, in verband met het stationneren van ge-
wapende vaartuigen längs de k u s t, even als te Pontianak, tot betere
beteugeling strekken van de zeeschuimerij . en den sluikhandel,
die in de geringe kennis welke men in het afgelegen en moeijelijk
te bereiken Sambas bezat van al wat op de kust voorviel, en in
de gelegenheid om de Groote rivier en hare takken schier zonder
contrôle te bevaren, krachtige aanmoediging vonden 1). ■
Reeds gedurende zijn verblijf te Pontianak en Sambas had de
Gommissaris door verschillende besluiten de organisatie yan Mam-
pawa met die der overige établissementen op de Westkust in over-
eenstemming gebragt. Hij vond echter, alvorens. dit gedeelte van
Borneo te verlaten en naar Banjer-massin te stevenen, nog gelegenheid
ook aan dit établissement een-vlugtig bezoek te brengen,, en
e r den Staat van zaken in persoon op te nemen. Nadat hij Sambas
den 5 d™ Februarij verlaten had, bevond hij zieh, blijkens het
register zijner besluiten 2) , den 7 ^ te Mampawa, en bragt daar,
door eigene aanschouwing, het oordeel tot rijp h e id , over dit établissement
in zijne rapporten geveld. Ofschoon de resident Pred
ig e r, in eén rapport van den 2 6 st6n J a n u a rij, de maandelijksche
ôpbrengst van de verpachtingen, de in- én uitgaande regten, de
ook hier ingevoerde hoofdgelden der Ghinezen en den zoutverkoop
op ruim /'3 5 0 0 , dus / 4 2 ,0 0 0 ’s ja a r s , had geraamd, was de Com-
missaris van oordeel dat de inkomslen weinig meer zouden bedra-
g e n , dan noodig was om de kosten te dekken. De rampen in 1787
aan Mampawa overkomen, het verval van den handel ten gevolge
van de toenemende ondiepte der riv ie r, het verlies van het land-
schap Montrado en de schier volkomen onafhankelijkheid van het
landschap Doeri, waren zoo vele oorzaken dat deze plaats hare
vroegere beteekenis schier geheel had verloren. De resident had
intusschen bij zijne begrooting gerekend dat ook het landschap
Doeri, als deel van Mampawa, tot erkenning van het Nederlandsch
gezag zou gebragt worden, waartoe hij een détachement van een
officier en 1 6 manschappen, van Sambas derwaarts te zende», en
de vermeerdering van het getal ambtenaren had aangevraagd. De
heer Nahuys was echter van oordeel dat een nader onderzoek van
1) Nahuys HS. V , bl. 8—11.
*) Besluiten van 7 Febr. no. 83 en 84.
de verhouding waarin Doeri tot Mampawa stond, zou vereischt zijn,
en d a t, zoo het daarbij blijken mögt dat die sta a t, indien al niet
reg ten s, althans feitelijk onafhankelijk w a s, eene voorzÎgtige poli-
t ie k , die ons moest nopen de bij onze komst op de Westkust be-
staande orde van zakeh eenvoudig aan te nemen, zonder in een
oordeel over de veelvuldige reclames en strijdige aanspraken te tre-
d e n , vorderen zou dat met Doeri een afzonderlijk contract werd
aangegaan. In afwachting van hetgeen hieromtrent nader zou be-
slist worden, meende hij voorloopig veeleer eene bezuiniging in
ons établissement te mögen voorstellen, daarin bestaande dat de
resident çloor een poslhouder, de collecteur en de beide klerken
door een ambtenaar die de functiën van collecteur en klerk in zieh
vereenigde, vervangen, het garnizoen van 4 0 man tot 20 vermin-
derd en het geheele établissement als ondergeschikt aan den ge-
zaghebber te Pontianak beschouwd worden zou *).
Den 8sten Februarij zette de heer Nahuys zijne reis voort naar
Banjer-massin, waar hij omstreeks den 1 5 den aankwam. Het behoort
niet tot het bestek van dit werk hem derwaarts te volgen, en het
zij genoeg hier aan te teekenen dat h i j , na eene afwezigheid van
ruim 5 maanden, den 5den Mei 1819 van zijne zending op Java
terugkeerde.
f) Nahuys HS. III, bl. 3—8 en het daaraan als bijlage toegevoegde rap-
port van den resident Prediger.