©4 K A L K A A R T I ó E ÖF
li. Deeze Steenen beftaan uit eene Kalkachtige
Aarde , zegt L i n n A u s , die ontbonden is
sïü°K0FD' en doorgezakt zynde herboren. Zyn Ed. heeft
TGips- begreepen, dat eene Kalk - Aarde, tot vorming
Steentn. -van de Gips, opgelost worde in een Zuur
Vogt, en daar uit nederzakkende tot Gips wer
der famengroeije. Dat dit eén Vitriolifch Zuur
z y , blykt, alzo ’er met vast Loogzout een
Vkriolifche Wynfteen van komt, als ook uit
de vlugge Zwavelige Damp, welke door Des-
• tillatie uit de Gips met Kolen-Poeijer geboren
wordt. Wegens die verzadiging maakt ook de
* Gips geen opbruifching met Zuuren, ’t welk
tot een onderfcheiding van den Kalkfteen
dient. Zodanige Stukken, evenwel, dieniet
volkomen zyn verzadigd , gelyk men onder
de Alabasters heeft, maaken eenige opbruifching.
Dat, voor ’ t overige, de grondflag
der Gips Kalkaartig z y , blykt, doordien z y ,
met vyf-of zesmaal zo veel Loogzout gefrnol-
t en, na de uitlooging een zuivere Kalk- Aarde
aflegt. Ook ontbindt zig de Gips zelfs in de
fterkfte Zuuren niet, maar wel in Water ,
wanneer zy lang gekookt wordt in een groote
veelheid daar van. Wanneer men by die Solutie
eenige Olie van Wynfteen of Armoni*
ak - Geest giet, dan wordt zy troebel en Melkwit,
en legt een Kalk- Aarde a f , die wit is
van.Kleur. De meefte Gips bevat eenige
Kiev- en Yzerdeeltjesfomtyds vindt men
’er
?er ook Glimmer in , en onverzadigde: Kalk- ir.
AïDMU
Aarde. ui-
Zonder byvoegzel zyn de Gipsftéenen niet^mWn-
fmeltbaar ; doch zy fmelten niet met alle Stof- Onder-
fen, die den Kalkfteen doen vloei jen. Aan den ^ ^ 00*i
anderen kant, wederom, vorderen zy een zo
fterk Vuur niet, als die, om tot een Glas te
fmelten , dat volkomen doorfchynend is en
groep. Smelt menze met Borax, dan brui-
fchen zy op in !t Vuur. Door dit, zo wel ,
als door gemeen Zout en Frit van Glas* worden
zy ligt tot vloeijing gebragt, en ,met Kley
gemengd, fmelten zy tot een witte half door*
fchynende Stoffe , die naar Porfelein zweemt.
Aan ’t Glas geeven zy een geelachtige Kleur.
Ja fommige Gipfen, die in Kley-Beddingen
gelegen hebben , zyn dikwiis op zig zelf
fmeltbaar , met weinig Vuur. Het allerdunfte
vloei jen zy met Vloey Spaatlr, die, gelyk
de Kley , : een mengzel van Gips en Keizel-
fteenen doet fmelten. Brandt menze tusfchen
gloeijende Kolen , dan komt ’er dikwiis een
Phosphorus van en die van Bononie hoort hier
t’hpis. Indien menze, zonder gloeijing, met •
een zwak Vuur, in een Yzeren Pot of ander .
zuiver Vat roost, dan worden zy tot eene by-
kans vloeibaare Stoffe, die opwelt en weder
nederflaat , veranderende , door uitdamping,
in een los witachtig Poeijer als Meel, dat met
Water tot een Deeg en zeer hard wordt,
F 3 v be