Aiotel. D° s heden te behouden, wegens zyneGoud-
Vli. kleurig groene Kleur; weshalve fommigen
stuk. hem ook Goudjieen noemen; hoewel zulks op de
Chryfo. Topaazen ruim zo toepasfelyk is. Men vindt
hem zo wel in de Oofterfche Landen als in
Amerika ,in Peru en BraGl;doch ook in Vrank-
ryk, Saxen , Bohemen en in Silezie , inzonderheid
by Kofemits, aan Beeken. Dikwils
komt hy by de Smaragden voor, zittende in
andere Steenen , voornaamelyk in Kwarts ,
fomtyds ter grootte van een Duiven * Ey. Onder
de Oostindifche Keizeltjes van allerley
Soort, zyn my verfcheidene van deezen aart
voorgekomen.
Eigen- In hardheid verfchilt hy weinig van de Sma-
fchai>pen. rag^en ^ WOrdende van Staal -gekratst en van
den Vyl aangegreepen. Gemeenlyk acht men
hem minder hard dan die. De zwaarte is byna
als die der Topaazen. De geelachtig groene
Kleur, welke hy zeer aangenaam heeft, zou
van Lood en Koper afkomftig zyn. Hier van
leiden fommigen zyne Smeltbaarheid, op zig
zelve, af. In ’t oogenblik der Smelting geeft
hy ook een Phosphorieken weerfchyn. Dat
hy zyne Kleur in ’t Vuur verlieze, gelyk
fommigen willen (%), is nog niet uitgemaakt.
De Proefneemingen van voornaame Steen- en
Scheid-
00 Wallek, utfupra. Colore in Igne fugaci. Qvist
Act. StQckh.
en Scheidkundigen, fpreeken zulks tegen (y ;.
Het Poeijer daar van, met Borax gefmolten , H^or*o.
geeft een helder onkleurig Glas. Men kan *tuk
hem van Glas namaaken met Kalk van Lood.
Zeer dikwils komt deeze Steen in Kryftal • ^Kryftai-
figuur voor, welke mede veel gelykt naar die K -g k n
der Topaazen. Het is doorgaans een plat- * *
achtig Staafje , met v ie r , v y f en meer, gek
e ep te ongelyke Zyden , dat met fcheeve
Vierhoeken bepaald wordt aan de (lompe Punt.
De Heer D e l i s l e hadt ’er één van tien
Liniën lang en drie of vier dik, beftaande
u?t L Zyden. De Orientaalfche, zegt hy,
loopen aan beide enden uit in een vierzydi-
ge Wigvormige Pieramiede. Doch hy merkt
aan, dat deeze zo hard zy als de hardfte der
gekleurde Steenen. Dus zou dan de voorn
a a m f t e onderfcheiding derzelven vervallen:
't welk nog zo ligt niet is toe te ftaan. Anderen
hebbenze zodanig niet gezien (z). Ik
heb 'er twee Keitjes van , taamelyk g io o t ,
waar van het eene, in Fig. i z voorgefteld, z y ne
afkomft van een dergelykKryftai nog genoegzaam
aantoonc. Gefleepen is deeze Steen
van een fchoonen zeer aangenaamen Glans ;
dien hy echter, gedragen wordende , wel
haast verliest, en daarom is hy in weinig
ach*
Cy') B ruckm. Beytrage. p. 80.
(?) Bruckm. Beytrage. p. 78,
JII. Deel. III. S tok.