H.
&.VBEEU
VI.
Hoorn*
stuk.
• TammallH.
heb dezelveninde eerfte plaats geheld, fchooja
zy veel laater ontdekt zyn ; ,om dat hunne
hoedanigheid blykbaarer is , dan die der reeds
by de zeventig, Jaaren bekende Ceytonfchè
Steenen, welken men voor weinige Jaaren nog
naauwlyks dan gefleepen over kreeg: zo dat
men van derzelver Natuurlyke Gehalte naauw-
lyks oordeelen kon (y). Dit heeft veelen
dezelven tot de Edele S teen en doen betrek*
ken, en fcboon de Heer R i n m a rt n oordeel*
de, dat zy ’er niet hard genoeg toe waren ,
achtte de Heer B r u c km a n n dat z y , met
even veel recht als de Smaragden, Chryfoli-
then, Europifche Topaazenen Opaaien, welke
ten deele niet harder, ja nog weeker dan
de Tourmalins zyn, daar toe behoorden (Y),
Evenwel moet ik hier op zeggen, dat de Eu-
ropifehe Topaazen, Opaaien, enz. üegts tot
de Edele Steenen betrokken worden, om dat
men Oricntaalfche van dien aart heeft, welken
harder zyn ; gelyk dit in alle fyne Steenen
plaats
a ehtige Schirl uit Groenland gezien te hebben * zeskan-
i'ig , wel drie Duim breed en zes Duim lang, zeerfteik
Elektriek zyrtde: zo dat dit dan de vierde Soort der
t hans bekende Europifche Tourmalins zou zyn, alle anderen
zeer in grootte overtreffende.
■ (%) Die Afbeelding, welke de Heer Wallerius in
Fig. 33, b., op zyne Plaat Syjt. Min. Tom. I. van
den Tourmalin geeft, fchyitf my ook maar van een
gefleepenen te zyn,.
(z ) Edeljleinen, p. 171,
plaats heeft; daar de Orientaalfche Tourma- IT.
lins, of Brafiliaanfche, geenszins die hardheid
bereiken. Hoorn-
* STttK.
Veelen zyn derhalve van denkbeeld, dat de j ourm&.
Ceylonfche Tourmalins , zo wel als deBrafi-^*
liaanfche en Europifche, tot de Schirl bchoo-
ren, of, even als in zwaarte, ook in zelfhan-
digheid een middehlag zyn tusfchen Kryhal
en Schirl. Men heeft gefchreeven , dat zy
op Ceylcn in ’t Zand aan de Zeekust gevonden
werden , en dit is uit de eene Hand zeer
getrouw ih de andere overgegaan {a). De Wel
Edele Gehrenge lieer Mr. J. C. M. R a d e r -
j i a c h e r , thans Ordinair Raad van Neder-
landfch Indie, te Batavia, heeft de goedheid
gehad, my, nu vier Jaar gdleeden, een Verzameling
van alle Edele Steen en en dergely-
ken op Ceylon voorkomende, zo ruuw als gefleepen
, toe te zenden, benevens dè befchry-
ving derzelven en van de manier , waar en
hoe menze vindt, dus luidende.
„ Alle Soorten van Gebeenten, dieopCey- Waaren
‘ ff Ton , byzonder in de Matereefe Landen
, vallen ^worden, in de Valeijen en aan den
„ voet van Bergen, in een mengzel van roo-
„ de
fa ) Da <|uikns relatum fuit, eosdem repefiri vagos in
Sabulo Littoraii Marino in Ceylon. Wall. Syfl. Min.
Tom I. p. 330. Zie ook Bruckmann Abhandl. von E-
delftdaen, p. 167.
C c 4