II. lyks onderfcheiden kan. Zy breeken geens»
f Atoesc. z jns Bjacjerjg 0f Korrelig , maar in hoekige
Hooid* Stukken, van onbepaalde figuur. In de Lugt
Mamwr.^orden zy eerst harder,maar vervolgens ver-
weeren zy , hoewel niet dan na een lang verloop
van t y d, en worden met een Kalkige
Korst overtoogen, of mortelen by Schubbetjes
af. Dit heeft in fommigen vroeger, in anderen
laater, ook naar ’t verfchilvan ftand fpoe-
diger o f traager plaats. De betrekkelyke zwaarte
tot die van Water is wat minder dan drie tot
één: des een Rynlandfe Teerlings-Voet tus-
fchen 170 en 180 Ponden weegt (q). ,
Deeze Steenen bevatten deKalk - Aarde doorgaans
vry zuiver ; ten.minfle zodanig , dat
dezelve haare Eigenfchappen onverhinderd te
werk kau ftellen. Dikwils is ’er een weinig
Aardharst, waar van eenigen eene zwarte, in
’ t Vuur verganglyke, Kleur hebben; fomtyds
Zand, Leem, Kley o f Yzerdeeltjes, onder
gemengd, welke laatften de Kleur aan de meesten
geeven. Altemaal bruifchen zy op met
Mineraale Zuuren, en ontbinden ’er z ig , zuiver
zynde, volkomen in. Giet men, by de Solutie
in andere Zuure Geeften, Olie van Vitriool,
Samen
ftellende
deeien.
(1q) Volgens den Hoogleer Musschenbrokk was de
zwaarte van Marmer, tot die van Water ruim als 27
tot 10: des de Kubik - Voet, die van Water 6 4 Pond
bedraagende, omtrent op 175 uitkomt» Welk een Voet
de Heer Gmelin bedoele, wanneer liy zegt, van 90 tot
96 Pond, begryp ik niet.
K A L K $ T E E N E N. ‘f ) f
e 0I, dan vormt zig daar van een Zout, ’t welk n . 1
in witte Blaadjes o f vierhoekige Prismaas ne- AFf1E1*?
dervalt, weinig Smaak heeft, zig moeielyk Hoorn,
ontbindt in Water, tusichen de Tanden knarst MarmSï.
en in ’t Vuur knappende weg fpringt. Dampt
men derzelver oplosfing in Geeft van Salpeter
door kooken uit, en brandt het overblyfzel in
’t open Vuur, zo krygt men daar van eenLig-
haam dat gewreeven in’t donker,Licht geeft,
genaamd Phosphorus Balduini. Uit de Solutie
van Marmer o f Kalkfteen in Geest van Zee-
Zout, krygt men insgelyks een foort van Phos-
phorus. ' Uit alle hunne oplosfingen in Zuure
Geeften kan menze door eenig Loogzout fchei-
den, en dan vallen zy op den bodem als een
wit Kalkmeel. Ook beneemeh z y , door‘ by-
menging, het Zuur zyne kragt, even als de
Loogzouten; weshalve zy van fommigen aangemerkt
worden als Lighaamen van een Al-
kalifche natuur.
Voorts hebben zy altemaal die Eigenfchap, Kalk-
dat men ’e r , even als van Schulpen en Zee- s<
Gewasfen, Kalk\zrx kan branden,; een Stoffe,
welke de bekwaamheid om met Zuuren op te
bruifchen, o f zig daar in te ontbinden, ver-
looren heeft. Deeze Kalk, nog ongeblufcbt,
vermeerdert de fcherpheid der Loogzouten,
en bevordert derzelver vermenging met Oliën,
Vet, Harst en Zwavel. Door in de open Lugt,
pf in W^tpr, geblufcht te z yn , wordt.de*
zelye