Ifc
A fdekl.
ken, die meer doorfchynende zyn dan eenige
der voorgaande Soorten , waar in de Chinee-
.fche uitmunt. Op ’t gevoel is by glad en
Vettig , en zo week, dat men hem met een
Mes kan affchraapen en zeer gemakkelyk in
allerley figuuren fnyden , even als de Spek-
fteen. Hy geeft aan ’t Staal geen Vuur,maar
neemt een Glans aan door ’t polyflen; waar
in de Orientaalfche uitmunt. In ’t Water gelegd
IV.
Hoofo-
SXUK.
Graveel-
ft een.
, evenwel, wordt hy fomtyds voozer,
en in ’t Vuur verhardt hy zodanig, dat by,
aan 'x Staalflag vonke. De Kleur is altoos
groenachtig, doch trekt meer of min naar ’t
witte , naar ’t blaauwe, o f naar ’t geele, of
is geheel donker Grasgroen ; gelyk ik daar
van een Beker heb. Ook heb ik , behalve de
witachtige Chineefche, een wit gewolkte
groene uit Turkye en een groenachtige uit
Silezie, met Arfenikaale Kies. Op Nieuw
Zeeland , in Oostindie, valt hy bleek groen
en of niet o f half doorfchynende, die van de
Inwooners tot Sieraad gedragen , of ook tot
Wiggen, Bylen en Mesfen, verarbeid wordt,
Somtyds komt hy , op een groenen Grond,
tnec witte, geele 9 zwart- of blaauwaehtige
Vlakken voor. Wryft men hem tot Poeijer ,
dan wordt }iy graauw, en brengt men hem in
een flerk Vuur, dan verliest h y , gelyk de
Serpentynfteen, zyne Kleur.
De Graveelfteen is t’eenemaal fmaakeloos
en laat zig niet lïgp ontbinden. Evenwel losfen
de meefte Zuuren ’er een groot gedeelte Afbe*u
van op : des hy niet tot de Gipfen behoort * Hooidtot
welken;,W a l l e r ï c s hem betrokkenSï^G-raveel
hadt. Anderen verwarren hem, ten onregte
met de Jaspis of Malachiet. M a r c g r a a f
heeft duidelyk aangetoond, dat ’er Aarde van
Bitter-Zout-in z y , die.met.,K,eizel-..of Kley-
Aarde is verbonden. Dat fyy ^bovendien , dik-
w^ls Bergpek beva'.te, blykt uit de Stinkende
Olie en het Armoniakaale Zout, ’t welk Neu-
MANN, door Deftillatie, daar'uit haalde. Dat
hy, Yzerdeelen in zig heeft, bewyst de bruin
geele Klem*, _welke hy aanneemt , wanneer
hy in beflooten Vaten gebrand wordt en de
geele Kalk,, welke uit zyne,oplosfing in .Koningswater
, by . ’t inwerpen van. een, Loogz
o u t , nedervalt. Dat hy ook niet zondér
Koper z y , blykt uit de groene Kleur, welke
het Sterk Water daar van aanneemt, en het
Koper, welk men met. Borax o f Vloeyfpaath
daar uit kan fmelten. Hy is wat minder dan
driemaal zo zwaar als Water.
De kragten tegen ’c Graveel , welken de
Oude Geneeskundigen aan deezeü Steen toe-
fchreevén, zyn , zo wel als die van den Serpentynfteen
, thans' geheel verdweenen. Men
kan hem, even als deeze, gemakkelyk bewerken,
en de Oofterfche Volkeren maaken ’er
Schaalen , Bekers, Borstbeèldjes , Hechten
O 3" ’ - van