I' 1 A A f t D A C H f l G Ë O f
i § ï
m .
m
ï i .
.AïDEËL.
Bü
Hoofd-
STUK,
grondflag hebbende Dat men zo dik'
wils de Beddingen van Steenkolen met Ley
gedekt vindt, geeft kr> aan dit Gevoelen*
Ook wordt hetzelve door de in- of afdruk-
zels van Visfchen en andere Gedierten, van
Takjes en Bladen der Planten, die zo menigvuldig
op en in de Ley voorkomen , bevestigd.
En zou het dus wel ongerymd zyn,der-
zelver oirfprong van den Zondvloed af te
leiden? Geeft het bovendien, dat men deezen
Steen zo menigvuldig in Europa vindt, geen
byzondere kragt aan het denkbeeld van een
gedeeltelyke Overftrooming des Aardbodems,
daar door veroirzaakt (o)?
De L e y s t e e n , naamelyk, is het eenig-
Jle Geflagt, hier toe behoorènde. Sommigen
hebben denzelven door de benaaming van
Splytbaare Steen onderfcheiden (p) ; doch aangezien
’er ook andere Steenen fplytbaar zyn,
kan zulks niet beftaan* Elders telt men hem,
met W allerius , .onder de Glasaartige
Steenen , die aan ’t Staalllag vonken ( q)\ dat
vreemd i s , terwyl die Autheur duidelyk gezegd
(n) TntroduB. a la Mineralogie, I. 66.
(o) Zie 111. Deels I. Stuk deezer Nat. Hiftorie,
bladz. i88, 189*
(ju) Lapides Fisfiles- Fislilfs. Scisfilis. Scistus. Wal-
LERIO. I
(9) Berkh. Nat, Hifi* van Holland, H, D. 11. Stuk,
bladz. 761.
HÉ
L E ‘ Y 5 T E E H E N.’ ÏT
®egd heeft, hy jlaat aan *t StaalgeenVuur(f), . llk‘
'Thans telt hy hem onder de Smeltbaars Stee- i i .
nen(-0,dus genaamd, om dat zy op zig z e lf v a ! ”"
fmeltbaar z yn ; terwyl de Glaswordende de
byvoeging van een Alkalyn Zout of Borax
ten dien einde behoeven. L i n n ^eus hadt
hem bevoorens onder de Kalkachtige Steenen
geplaatst (/).
Als de algemeene Kenmerken van dit Ge- Kenm«r*
ïlagt geeft zyn Ed. op; te beftaan uit fplyt-’ken.
baare, horizontaale, platte Brokken, die on-
doorfchynende zyn , en afgefchraapt kunnen
worden, zynde verSrandbaar door Vuur. Die
is echter zo niet te verftaan, dat zy tot Afch
verbranden zouden: neen: zy knappen in ’t
Vuur en fpringen aan Schubbige brokjes weg,
fomtyds ontvlammende en altoos veranderende
van Kleur, wordende bleeker o f roodachtig ;
maar door vermeerdering der Hitte fmelten
zy tot eene groenachtige o f zwarte poreufe
Slakke, van fommigen Glas genaamd, dik-
wils zo ligt zynde, dat zy op ’t Water dry ft.
Bovendien is ’t hunne eigenfehap , dat men
er leesbaar Schrift, met een Griffie, op kan
fchryven. Door vergruizing geeven zy allen
een
4
CO Mineralogie. Berl, 1750. p. 90.
CO Sif/L Mm. Y^indob. 1778. Tom. ï. p. 349.
O). Twintig Jaar vroeger naamelyk, in Syft. Nat, 174g;
2yn laatfte van de Mineralogie is van 1768.
B