II.
Afdeel.
1.
Hoorn«
STUK,
P E T R M. i
E e r s t e
Humofas.
ï | ScHISTÜS.
T w e e d ]
CalcaricB.
2. Marmor.
3. Gypsum.
4. S t i r i d m .
5. Spathum.
D e r d e
Argillacesi.
6. Amianthd
7. M i ca.
8. TALCDM,
Q. S i l e x .
V i e r d e
Cryftallinte.
10. Quartsum.
11 . C r y s t a l l c
12. Gemma
V Y F D E
Aggregats.
13. Cos.
14. S a x ü m .
; T E E N E N.
R a n g .
Aardachtige*
Leyfteen,
e R a n g .
Kalkaartïge.
Marmer.
Gips.
Draadfteen.
Spaath.
R a n g .
Kkijige.
s, Amianth.
Glimmer,
Talk.
Keyfteen,
R a n g .
Kryftallyne.,
Kwarts,
s. Kryftal.
Edele Steenen,
R a n g ,
Vergaarde.
Zandfteen.
Rotsfteen.
'f Deeze Rangfchikking , hoewel een weinig lï.
van die van onzen Ridder verfchillende, is Ar®BE|w
op deszelfs algemeene Aanmerkingen van de Ho°m.
Steengroeijing gegrond (/). De Kwarts voegtSTUK‘
zig niet dan gedwongen onder de Zandige
Steenen , en de Kryftallen laaten zig niet,
dan met geweld, van de Kwarts afzonderen,
welke zyn Ed. tusfchen dé Zand- en Key-
Steenen ingevoegd hadt. Dat ook de Schikking
der Kryftallen en Edele Steenen onder
de Zouten oneigen z y , moeten wy uit
het denkbeeld der kundigfte Mineralogisten
befluiten. Derzelver figuur heeft, wel is
waar, overeenkomst met de Zout-Kryftallen,
maar de zelfftandigheid en duurzaamheid ver-
fchilt te veel. Dus hebben Wallbrius
en anderen ze ook afzonderlyk befchreeven ,
en even z o , de Edele Steenen op de Kryftallen
, en deeze op de Kwartzen, laaten volgen.
Ik zal niettemin, in de befchry ving der
Zouten , de aanhaaling derzelven doen, volgens
de Soorten van L innasus, wiens
fchikking men derhalve ook zal kunnen zien
en gebruiken ('m).
Thans
(0 Zie het 111. Deels, 1. Stuk, 'van deeze Natuur-
lijke Historie, bladz. 68, 69.
O ) Onze Ridder hadt in da laatfte Uitgave de Steenen
dus in Rang gefchiKt
liE
m \
f t i