ü. minfte zo hard als de andere, en zelfs moeie-
lyk met Borax tot Glas te fmelten, dat dof-
Hoofd- £-er 0£ heiderer groen komt van de Robynen.
STUK. ,
Robyiu Het Poeijer van deezen is bleeker rood, dan
dat van den ' anderen , ja fomtyds byna geheel
wit. Ook heeft men een Robyn, in ’t
Franfch Rubis Violet of Violette'genaamd,
die naar het blaauwachtige trekt, en wiens
Kryftallen gemeenlykals verdubbeld zyn. De
•hardheid onderfcheidt denzelven van den A-
methyst. Deeze drie komen in het kleine
Goed der Orientaalfche Robynen, van grootte
als Hennipzaad, onder malkander, en meest
als kleine Keizeltjes voor: gelyk ik dus zeer
veelen daar vanen ook eenige gefleepeneheb.
Robyn Behalve deeze driederley Robynen , die
Spinell. ^us gemakkelyk te onderfcheiden zyn, is ’er
een zogenaamde Robyn Spinell, die uit de
Westindiën zou herkomltig zyn. Sommigen
verdaan hier door een Robyn , die fterk naar
’ t geele trekt en veel naar den Hyacinth^ge-
ly k t , ja noemen dus ook wel denzelven. Anderen
zeggen, dat hy in ’t Scharlakenroode
v a lt , en helderer o f donkerer , hooger o f
bleeker is van Kleur. Deeze ftellen vast, dat
hy zo hard niet is als de Orientaalfche, en in
’ t Vuur zyne Kleur verlieze. H il l zegt, dat
de Robyn Spinell Roozekleurig is en deszelfs
Kryftal een Staafje , met een onregelmaatige
Pie*
Pieramiede Q f Hy wordt van D e l i s l e de a Idem.,
Brafiliaanfche Bafaltvormige genoemd, waartoe ^VII*
drie Verfcheidenheden, uit het Kabinet vanSTÜK.
D a v i l a , door hem betrokken worden (£),
Deeze Autheur hadt ’er twee van Brafil, bleekrood,
wier KryftaUizatie maar weinig van die
der Topaazen verfchilde (7) • De Heer Quist,
nogthans, fpreekt van een Orientaalfche Spi-
fielle, die haare Kleur in ’t Vuur behieldt, en
niettemin zo week was, dat zy gekratst werdt
door Robyn , Saphier en TopaazenO^}. Van
de Kleur maakt hy geen gewag. De Heer
B r u c k m a n n geeft in bedenken, of het ook
Brafilfche Topaazen mogten zyn, die men in
’ t Vuur rood gebrand ihebbe (»). Dus komt
de hiftorie van den Robyn Spinell my nog
wat duifter voor. Te wenfchen ware het, dat
men den oirfprong kón uitvinden van dien
•naara. Elders vindt ik aangemerkt, dat by
de Juweliers de^>zW/een Robynis, van Kleur
als Azyn., of als de roode Uijen-Schillen fo);
■’t welk op het eerfte uitkomt en de zaak merkc*
{7) Fosfi/s arranged. p* 143.
(k') CryftaUographie. p. 216.
.(/) Catal■ raifcmn. p. 276.
(tnj Stockh. Verhand. XXX. Band. p. 6a,
{n} Be:j trage von Edeljleine. p. 46,
(o) SpinelleTerme de Jouaillier. C’eft un epkbete,
iqu’on donne au Rubis, lors qu’ïl eft couleur dè Via-
aigre ou de pelure d’Oignon rougeatre. Richelei^ Bifiionaire.,
G g 2