ïfc fomtnigen maakt men ook Glas, en wanneer
* V. zy zeer groot vallen , gelyk in Vrankryk, op
s^ k°.FD" eenige plaatfen, Bouw-en Molenfteenen.
Keizel- Hier toe behooren de grove of gemeene Kei-
fteenen. zeifleenen, die men ook wel Kittelfteenen noemt
en Z a n d - Keitjes , om dat zy byna altoos in ’t
Zand gevonden worden. Dit zyn de Pebbles
o f Vebbleftones der Engelfchen en de Cailloux
der Franfchen. Van de Engelfchen telt de
Heer H i l l elf Soorten of Verfcheidenheden
naar de Kleur: i . Rood en wit van buiten
met een geele Kern: 2. Zwart en w it , van
binnen bruin: 3. Bruin en wit: 4. Blaauw en
rood, van binnen graauw: 5. W it gerokt, van
binnen rood , wit en bruin: 6. Blaauw en wit,
van binnen blaauwachtig : 7. Paarfch , van
binnen Vleefchkleurig: 8. Zwart en wit, van
binnen zw a r t: 9. Groen en wit, van binnen
graauw: 10. Veelkleurig: 11. Bruin en geel.
D e e e r fte , vyfde, zevende en laatfte, kwa-
men op de Heide van Hatnpftead :■ de agtfte
en tiende in Leiceftershire: de derde en zesde
in Hertfordshire : de tweede by Kenfing-
ton; de vierde by Windfor voor. Allen hadden
zy een meer o f min langwerpige rondachtige
figuur, behalven de vyfde, die ongelyke
Klompen maakte (£). Niet minder verandering
van Kleuren vindt men in de Keizels onzer
Fosfits arrcmged. Lond 1771-. p. 225.
mmm
*39
zer Zandgronden , onzer Rivieren en Stran* n.
den (/)■ Ook komen ’eronder dezel ven voor, Aï^ * u'
die met witte of geele Kwarts VA1W w - Aderen door- STHUoKo*jn*
reegen, en voor ’t overige als Zandfteenig
gekorreld zyn , dus misfchien tot de eerfte
Soort van den Heer W a l l e r i u s behoo-
rende (m).
Deeze Keizels zyn zo hard niet als de Vuur-
fteenen, doch vonken niettemin a an ’t Staal-
flag en zy vallen grover, zynde fomtyds als
van kantige figuur en ook wel met een Gat
doorboord ('n) , dat van toevalligheden in der-
zelver vorming kan afhangen. Men vindtze
fomwylen met een Steenige Stoffe famenge-
groeid tot groote Bonken, die men dan mede
telt onder de Poddingfteenen, welken onze
Ridder op ’t end der Rotsfteenen geplaatst
heeft. Veelal worden zy tot Ballast der Schepen,
o f ook tot beftraating en zelfs in de
Glasmaakeryën gebezigd.
(2) Keyfleen , die verfpreid is, met een gladj- dllcXl llde
romctchus.
(/) Zie B ekkhey Nat. Hiß. van Holland. II. D, I I . fteg^ur’
Stuk, bladz. 801, enz.
(m) Silex Granularis. Caillou opaque granuleux. Syfi,
Min. I. p. 272.
(n ) Ia Sweëden noemt men de zulken Koefi eenen, waai
van Wallerius een Soort maakt, zie het voorg. Stuk,
bladz. 198.
(2) Silex vagus Gortice glabro, Fragmentis diaphanis
glaberrimis. Syfi. Nat. X ll. Sp. a*. Silex Igniarius femi-
pellucidus flavescens. Wall. Syfi, Min, 1. p. 275.
■
tjfcsö
m
i . ' l l
a tM