238 K e i z e l i c j e of
Afdeel. b e r zaS *n een Wltt:e Achaat,uit het Griuri-
Homd. ^achfe, weezentlyk een Lichen- Plantje inge-
stuk. * flooten» Echte Verfteeningen komen ’er zel-
.« Achaat.den in voor, maar zeer dikwils zyn ’er de Holligheden
van Dierlyke Lïghaamen, in het Steen-
ryk, mede opgevuld. Ook heeft men menigvuldige
voorbeelden van Houten , in Achaat
verfteend, fomtyds zeer fraay van Kleur,ge-
lyk ik heb gemeld (F).
fpronr" ^ US ktykt de Oirfprong der Achaaten, uit
; ' een Steenmaakend Vogt,daubehalve de Kley-
deelen, die ’er anders eenvoudige Keizels van
maaken zouden , met -Mineraale deelen, van
deezen of genen aart, bezwangerd ware. In
de geboorte zyn, naar ’c fchynt, de beginzelen
vermengd van Kryftal, Kwarts, Cbalce-
doon of ander geheel verfchillend Gefteente,
dat zig met elkander vereenigd heeft, en fomtyds
afzonderlyk kenbaar is gebleeven, fomtyds
als in één gevloeid. Ditblykt nog dui-
delyker in de zogenaamde Achaat-Moer, welké
fomtyds Aders maakt van één tot drie Duim
dikte, die met verfcheide ongeregelde Koer-
fen door ’t Gebergte loopen, zynde tusfchen
evenwydige Saalbanden vervat en aan dezel-
ven vastgegroeid. Ook blykt zulks aan de
aartige Stukken Gruis-Achaat uit Saxen, alwaar
ontelbaare brokjes van Achaat, door
de
G) In ’t Yoorgaaikte Stok , biadz. i?, en=.
d e . Natuur, tot een Achaat zyn famengelymd,
Die Saalband of K orst, welke altoos plaats y,
heeft, daar de Achaat Aders- o f LaagswyzesJj£?ro*
hreekt, beftaat uit Kalk-Aarde o fY z e r -O- AchaaU
ker en fomtyds uit een verharde groene Spek*
jfteen - Aarde , van eene Kleijige natuur.
Hoe meet de Achaat met Yzerdeelett be* Gebraüe.
zwangerd i s , eü dus de Kleur fterker in ’ t
geele of bruine v a lt; hoe meer hy de verwee-
ring onderhevig is , in ’t Water o f in de open
L u g t: waar door hy murw wordt, barst en
fcheurt, en door het minde geweld ferokke-
lig van elkander valt. Men plagt oüdtyds
op te merken , dat hy het Water zodanig introk
, dat.een Kopje of Beker van Achaat,
daar men ’t zelve in gegooten hadt, ledig
wierde (r). Anderszins is hy vry hard in ’t
llypen, dat door Watermolens tfe Oberfteih
menigvuldig gefchiedt. Ik heb het Model van
zulk een Molen, met al deszelfs toeftel, van
Hout gemaakt, alhier gezien. Men Haat eerst
de Kogels midden door: dan, bevindende dat
zy-het waardig z y n , worden zy door een
Steenzaag met Amaril en Water, in Plaa»
ten gefneedén, die vervolgens op eeiïen Slyp-
jfteen van rooden Zandfteen afgefleepen, o f
op een Houten Schyf gelyk gemaakt, en einde
CD Ffillus de Lap. virtul• par Beknakd, p. ii»
T
III. DeeW III. Stuk,