tl.
Aïdfjx.
V.
H ooid-
STUK.
Avantu-
ritse.■
Wafcb
Opaal.
hoort. Want deeze by toeval uitgevonden
zynde, kreeg den naam Avanturino by 'de Ita-
liaanen. Naar dien Glasvloed voeren de Stee-
nén , met Goudkleurige Stippen, welke na-
tuurlyk voorkomen , den naam van Avanturi-
nes\ gelyk men dus by D a v i l a een zeer
fchoone Orientaalfche, in een Ring gevat, en
een die groen van Grond was, met Goud en
Zilverkleurige Stippen, als ook een witkleü-
rige Opaal met Zilverachtige Stippen, die by
Arger.tine ty te lt, aangetekend vindt (d). Hy
badt ’er ook zwart van Grond , met i Goudkleurige
Stippen. Ik heb thans, zo ruuw als
gefleepen, Steenen van dien aart , welke uit
Spanje afkomftig zyn, bekomen ; waar van dè
■ één, ovaal , onder plat, en boven verheven-
rond, anderhalf Duim lang en een Duimbreed,
zo zeer naar den gemaakten Goudlleen gelyfct,
dat men , hem ’er niet van onderfcheiden kan ,
dan doordien hy Glas fnydt als een Diamant :
*t welk bewyst, dat het geen gegooten Glas
en zy. De ander is een bleek roode Keizel-
achtige Steen, met Zilverkleurige Stipjes. -
■ Hier moet ik fpreeken van den Wafch-Opaal,
een nieuwlings ontdekte Steenfoort , welke
men , by W a l l e r i u s zelfs , niet gemeld
vindt. Sommigen noemen hem Harst- of Pek-
fieen , doch hy moeézeer wel onderfcheiden
wor-
GO Catalogi raif. Tom. 11. p. 176.
worden , van die grove Saxifche , hier voor TT^
tot de Talkfoorten betrokken. Hy komt in v . *
hardheid en uiterlyk aanzien met de Opaaien s^ FD* overeen, en is half döprfchynende , maar 0 fih -
heeft geen weerfchyn. De zelfftandigheid ge- OpmU
lykt byzonder naar Harst, en ziet ’Glasachtig ,
Vetcig op de Breuk, geevende aan ,’ t Staalflag
weinig vonken. Ook laat hy zig ligt afvylen,
en is met eene witte Kleijige Korst oycrtoo-
gen. Zodanig valt hy op de Karpathifclpe Bergen,
zeer helder en fyn : ook in Siiezie en hy
Leizersdorf in Saxen. De Ilongarifche, die
ik heb , is hoog geel. In Saxen komt hy
grpenachtig en roodachtig voor , welken ik
ook bezit. . Van dé Faroe^ Eilanden heb ik
deezen Wafch - Opaal van drieerley Kleur,
bruin, rood en wit. , Somtyds flrekt hy tot
de Matrix van andere Opaaien. 3
De Heer L 1 n n >e u s betrekt hier, niet ten Werelds-
onregte, het Werelds Oog (Ocitlus Mundi,) ° ° s’-
dat z y n e geboorte of bekendwording aan de
Opaaien voprnaamelyk is yerfchuldigd. De
Heer W a l l e r i u s hadt hetzelve genoemd,
Achaat van Nagelen-Kleur, in de Lucht ondoor-
fchynende, in V Water door,zigtig («)• Zyn Ed.
befchryft het, als geelachtig graauw van Kleur,
den Onyx, niet ongelyk; (waar aan hy echter ,
mét
( e ) A c lia te s Unguium Colore, in Aëre opacus, in
Aaui pellucens. Syfl. 296.
R 4