11.
en in Vrankryk behoort hy tot de Graisof Grezs,
wegens de Graauwachtige Kleur dus genaamde
In Sweeden , daar deeze Steen menigvuldig1 in
.Gothland, aan de Kusten, by Burswick voorkomt
Aïdebl.
VIII.
H oofd-
SWlIK»
Jiardßeeu,
, noemt menze GoMandfê Steen , en
waarfchynlyk behooren hier toe die Steenen ,
waar mede de Gothifche Gebouwen , in ons
Land, zyn opgehaald, als ook fommigen der
zwaare Steenbrokken , welken hier en daar ,
beooften de Grenzen van Overysfel-, op de
Heijen verfpreid gevonden worden (2), De
nabuurfchap, immers, van ft Graaffchap Ben-,
theim, waar in. die Zand.fteen zo overvloedig
valt, heeft gelegenheid genoeg gegeven aan
de oude Volken, van Gothifche afkomst, om
die Steenen tot Bouwftof derwaards te voeren,
o f ook tot Lyk-Kiften en Begraafplaatfen te
gebruiken. Bovendien hebben zy door zwaare
Overftroomingen, op de wyze van ft gene
men in Duitfchland Gefchlebe noemt, kunnen
voortgefchooven worden, en dus leggende
gebleeven zyn in Moerasfige Landftreeken,.
alwaar zy niet door Menfchen handen gebragt
had-
(2) Benoorden Bentheim en beooften de Bourtang,
tusfchen de Armen van de Eems beneden Linge, is een
Landfchap, Hummeiinck genaamd , in Moerasfen be-
greepen, alwaar de meefte Gedenktekenen der Oudheid,
van ontzaglyke op elkander geftapelde Steenen, voor»,
karnen.
hadden kunnen worden, wegens de weekheid
van den Grond (a),
Waarfchynlyk behoort hier toe de Molen- stuk.
fteen, die tusfchen Stahlberg en Wolfftein >Hardßeett*
als ook de Bouwfteen, die agter Grehweiler
in de Paltz gebroken wordt. Misfchien ook
de graauwe Zandfteen , aldaar by Mofchel
voorkomende; de Molenfteen van Derbyshiro;
die, waar uit-de witte Berg by Praag grooten-
deels beftaat, de gene die in de Wisfenbruch
in Ooftenryk gebroken wordt, als mede die
de Metaalhoudende Gebergten van Tranfyk
vanie bekleedt (J>). Voorts zal men bier ver-
fcheide Steenen van dergelyken aart, in Vrankr
y k , Engeland en Ierland , ja door geheel Europa
vallende, betrekken moeten.
Deeze Bouwfteen beftaat uit fyne en zeer
kleine Zandkorreltjes , die door een Mergel-
achtige Kley famengelymd zyn , en deswegen,
zo ft fcbynt, met Zuur doorgaans een weinig
opbruifchen, hoewel zy ’er niet aanmerkelyk
door verteerd worden. Somtyds komen ’er
zeer fyne Glimmerige deeltjes in voor, die ’er
eenigen glans aan geeven. De Kleur is meest
graauw, dochfomtyds ook geel, rood-ofblaauw-
achtig., Dewyl deeze Steen , doorgaans, in
vier-
Anderen z yn , ten dien opzigte , van verfchillende
gedagten: gelyk de Heer B sjrkhey. Nat. Mijt. vem Holland.
II. D. 11, Stuk , bladz. 768-
OO Gmelin Natur - Syjcem. I. Th, p. 501,
LI 5
UI, Dsel* III. Stuk,
1
m