II. hun Vrugtbeginzel? Hoe zal men dan iets zo*
Hoofd»
STÜK.
danigs kunnen weigeren aan Lighaamen van
zulk een bepaalde Geftalte ? ’t Is waar, die
Zouten krygt men ’er nooit wederom uit(£):
maar, indien wy acht geeven op den waar-
fchynlyken Oirfprong der Kry(lallen, voorgemeld
, uit een Kalkachtig Vogt, dat van een
Veriteenende aart is; zo moeten wy toeftaan,
dat die Zouten, hoe veel of weinig ook in
de famenftelling komende, en misfchien alleen
de Vorm uitleverende, daar door ook welver-
fteend kunnen zyn. Immers hier van zyn voorbeelden
in de Kryftallen der Mineraalen, Y-
zer , Koper , Lood , Tin , Zilver, ja zelfs,
'van Goud, die ook door Water niet fmelt-
. baar,zyn- ■ o 3
Men vindtze of in Kloven en Spleeten aan
riants. Steenen v^stgegroeid, of-los * in Kley of andere
-Aarde omwonden, zegt W alleuius (/>
L injjjeö.s hadt, ten opzigt van den Diamant ,
Robyn en Saphier, opgemerkt, dat dezclven,
in de beide Indien , in Laagen van Kley, tus-
fchen de. Spleeten yan Rotfen , los en p ffi,
aangegroeid, \ oorkomen. W a l l e R io s hadt
bevoorens van de twee laatften gezegd, dat
menze of ha rood Zand, of in een harde Groen
e Aarde, naar Serpentyn * Marmer gelyken»
de,
<T) B ru ckm. von Edetfl. pv 23: brengt dit daiï te»
gen in.
(IJ Sijft. Min. Vindob. 1778. I. r« 241.
'de, of in een roodachtige Rotsfteen vinde : il.
Boheemfch en Silezifche Robynen in Kwarts- vu.
bergen-en, Zandfteenen Cm )'. Dit is van de HoorD’“
Topaazen ook zeker, en voorts blyfct dat de
ïaatst opgegevene bepaaling van den Ridder
geenszins de, .'Volkomenfte zy. Wanneer
menze in Kloven en Spleeten van Rotfen vindt,
dan zitten zy . los in de Laagen van Kley of
Aarde maar dikwils komen derzelver K ry ftallen
vastgegroeid voor, in de zelfftandigheid
van Steenen; ik heb Smaragd-Kryftallen van
aanzienlyke grootte , op die wyze in Kwarts
en Spaath gegroeid, en van de Topaazen ïshet
alom beleend. Zeer dikwils vindt men de É*
dele Steeuén onder alleriey Keizeltjes vermengd;
gelyk ik zodanigen met geel Okerig
Zand, uit de Diamant -Mynen te Banjer, op
’t Eiland Borneo , in Oostindie, bezit. Som-
tyds wonden zy dus ook gevonden in het Zand
Aer Rivjërehr . 'Een menigte Kwarts-Keizeltjes,
met roode , blaauwe, groeöe, geele ,
daar onder , heb ik bekomen van Ceylon; op
welk Eiland byna alle Edele Steenen eü zelfs
een Soort van Diamanten -vallen, als boven,
is gemeld Dus luidt het. vervolg van dat -» Bltuhtk
Berigtr , 4°7*
„ Op. fommige plaatfen vindt men, zoftder Hoe men-
j» veel moeite, Gefteentens, een , twee offonvinlir
»> drie, Voeten onder de Aarde; doch cp anfmj
M ïm t 17 eb. p. ifa , ïS5*
' Dd
S3 dé?»