Afdeel ^ en 18 ^ ° 0^ ze^er 5 dat men Keizelfteeneti
V. 'in Kley-Aarde en zelfs met een Schors van
stük?ïD* Kley omkleed vindt. De Jaspis komt fom»
tyds nog half Kleijig voor, en men heeft Stukken
Jaspis gevonden, die aan ’t ééne endwee-
ke roode Bolus waren (c). 6. Dat alle Ver.
fteeningen flegts van een Kalkigen of Keize-
jigen aart waargenomen zyn: zou de overeenkomst
van Keizels en Kalk-Aarde aanduiden;
maar bovendien vindt men ook genoeg Ver-
fteeningen van een Zandfteenigen aart. 7. Het
Berg-Kryftal, in de holligheden van Kei jen
voorkomende , zou de overeenkomst betoo-
gen. Dit doet niets tot bewys van de Grond»
ftoffe der Keyfteenen. Het zelfde V o g t, dat
de Kley tot een Keizel gemaakt heeft, kan het
Berg-Kryftal yoortgebragt hebben. 8, De
Waarneeming van verfchillende trappen van
hardheid in de Keyfteenen, kunnen ook tot
geen algemeenen Grondflag ft rekken.
Maar Voorts, dat zy niet geheel uit Kalk- Aarde
meest van gefprooten zyn 00110 iVlGl* . , blvykt, om dat de Mineraa"
jige na- le Zuuren op de hardfte Keyfteenén geen uit»
tiiur. werking hebben. Sommigen worden ’er tot
een derde , ja tot de helft toe, van ontbonden,
en dan krygt men uit de Solutie, door
middel van Loogzout, eenweezentlykeKalk-
AarfO
F erber , Briefe aus WafcMand. p. 377. Ook Nd*
turforft her, XIII, Stuk, bladz.
Aarde, zegt de Heer We l e e r ru s : maar de
Heer G m e l i .n merkt aan , dat Kalk-Aarde V.
ïn de zelfftandigheid der Keizelen zeldzaam
en louter toevallig zy (J ). Nu is, ’t ook zeker,
dat ’er in veele Kley een gedeelte Kalk huisveste,
en dus mogen wy opderftellen, dat die
eerften uit zuivere Kley, geboren zyn , en dat
de overigen flegts daar van in trap verfchil-
len ; allengs minder hard naar dat zy meer
Aarde o f Kalk bevatten. Terwyï, ondertus-
Cchen, zelfs die van zuivere Kley hunne
hardheid en ftevigheid, hunqe Keizelige natuur,
hebben van een Steenmaakend V o g t ,
dat zeer wel van een Kalkaartigen oirfproug
zyn kan. W ate r, naamelyk , met.de aller-
fynfte Kalkdeeltjes bezwangerd, is,altoos tot
Steenmaaking geneigd, en dus heeft men zig
niet te verwonderen , dat Kleijige Klonten »
in Krytbergen vervat, aldaar tot Vuurfteenen
zyn geworden. Omtrent de Laagswyze aan-
groejjing van fommige Keizels , rondom eeni-
gen Zandkorrel of Steentje , is nog minder
zwaarigheid. Die groeijing der Keizelen , in
Beeken en Rivieren, blyft nog duifter; maar
fchynt veeleer van Kley afleidelyk dan van
Kalk.
Wat,nu aangaat die Beddingen van ailerley Waar-
SoortfchyRlyke
der verf
4) Natur - Suftem. I. Th. p. 52a. mengde
P Keizelen.
2
IU. Deel. III. Stuk,
m
i
|fl§
mm
P I
m1