11 ook de in ’t Violet vallende Safjer voor een
A7 a ' Orientaalfchen Amethist kan uitgegeven worden.
sH o o - Ondertusfchen zyn de eigentlyke Steenen van
Amèthijst.dien naam bekend, en zodanigen heeft men
nog nooit gevonden , met eene andere Kry-
ftalffcmir dan de Europifche, hier voor be-
fchreeven. Z y komen Keizeiachtig, onder
de Oostindïfche Steentjes voor , en van Cey-
lon zyn my ’er ook bezorgd.
Ei^en- Deeze Steen heeft zynen naam, zo men wil,
fchappen. van de Roode Wyn Kleur, en wel in tegen-
ftelling , bekomen , alzo hy de Zuipers tot
maatigheid bragt en de Hoofdpyn ftilde,naar
’t denkbeeld der Ouden (*) . f De Kleur der
Orientaalfchen is veel hooger en fchoonder
dan die der Europifchen, waaraan, zo wel
als aan de hardheid en glans, men dezelven
onderfcheidt: want zy wederftaan den Vyl.
Uit Peru komen ’er, die niet minder glanzig
enfchoonzyn, van aanmerkelyke grootte(/).
Ook heeft men byna witte Amethyften,; en
bonte , half paarfch , half wit ? gelyk ik ’er ,
onder anderen , bezit.' Hier door wordt het
nog waarfchynlyker, dat de Orientaalfche van
dergelyke zeszydige Kryftallen, als de Europifchen
, afkomftig of gefneeden zyn. Zel-
. ... den,
(k) Ametbyftus, fedat dolores Capitis Vinipotores
aut bibaculos abftemios reddit et fobrios; unde ei nomen.
Psellus de Lapid. virt. per Bernard. p. 7.
(/) Davila Catal. raif. 11. N, 658.
deü, ’t is waar, komen ’er aanmerkelyke Tak*
ken van voor en het zyn meest fpitfePieramie-
daale Kryftallen j; doch ik heb niettemin, in
het Kabinet van zyne Doorlugtige Hoogheid,
den Heer Erfftadhouder, een zodanigen Tak
•gezien , van meer dan een Duim dikte , zo
fchoori van Kleur , dat men *er een gedeelte
tot een Ringfteen, voor haare Hoogheid,de
Princesfe, heeft afgezaagd. By Wiefenbad
vallen zy fomtyds plat. In de Achaatgang
by Cunnersdorf in Saxen, komen fomtyds A*
methyst-Aderen in Kwarts voor, met Achaat;
waar van ik een groot gefleepen Stuk bezit.
( r i ) Edele Steen , die weinig hard is , van.
eene paarfche Kleur.
De Gramaten , hoewel door fommigen geheel
afgezonderd, en op zig zelve befcliree-
ven, behooren niettemin tot de Edele Steenen.
Men wil, dat zy oudtyds onder de Karbonkels
of Robynen geteld zyn geweest. Den
naam hebben zy zekerlyk van de Kleur der
Gra-
('xi) Genmm duritie minima, Colore purpurascente.
MM. Granatus Cryftallifatus pellucidus, rubens, nitens,
in Igne Colorem retinens, Lapide liquescente. Wale.
Syft. Min. i, p. aS5» Borax tesfellatus, foliJus, politus,
fcintillans. Linn. Syft. Nat. X ll. Tom. lil. Gen. 15.
Sp. 5. Granatus, Cron« . Min. §, 69.
K k 2
n.
Vil-
HoolB«
STUK.
Ametfajsts,
xr,
Getiitnn
Granatus,
Granaat.