Aïmm. Aarde o f Aarde van Bitter- ZouÈ» doorfom*
V il. ’ migen daar in gevonden, is maar toevallig
SeweesC’ o f in cem'ge zeer vermengde, 4 ' zy
Granaat'. Tin- of Loodhoudende Granaaten , die zeer
week zyn. Men kanze zeer wel namaaken
van Keizel-Aarde o f fyn Zand, met Loogzout
tot Glas fmeltende, waar Goud, Yzer
en Bruinfteen, o f ook enkele Yzer-Saffraan,
bygemengd wordt. Doch de Granaaten zyn
veelal te gemeen daar toe, hoewel de Boheem-
fche, wat groot, geheel zuiver , volmaakt
doorfchynende en hoog van Kleur, nog zeer
veel geacht worden.
Kryftal- De Kryftalfiguur * hoewel van die der an-
pfxxxiv.dere Steenen zeer vëffchillende, is in de Gra-
3- naaten ook verfcheiden. Men heeft ’er ronde
Teeriingachtige (>)> doch gemeener zyn
de agt- en tienzydigen, hoewel de meeften en
regelmaatigften twaalfdelig voorkomen. Zodanig
is de figuur der Boheemfche Granaat in
°P Plaac XXXIV , vertoond, alwaar
de twaalf Zyden beitaan uit Ruitswyze
Vierhoeken. De Heer D a v i l a maakt van
zulk eenen uit Silezie , als een keurlyk Stuk
zyner Verzameling, ge wag, wiens middellyn
van
O ^ Hit zftl, gslool ik , Hi®t Ruitswyze Cimnn nt äcUi-
geduid worden » en het volgende met ctgthotkige enz.
Nat. Hiß. van Holl. 11. D. 11. Stuk, bladz. 837. Wal-
s-ERius hadt gezegd: Gr. Rhomboidalis Vierzydige, en
paósdrwüs, Agtzydige, enz,
van twee Duimen was. Ik heb een niet min- u.
der fraaije Granaat, ten deele nog met zyne y
Talkige Korst bekleed, ten deele afgefleepen,s Hoo»d-
uit Karinthie, die drie Duimen dik is , over- Gr’amatm
hoeks gemeten, en weegt byna twee Pond
gemeen Gewigt. Een gelyk Lighaam van
Water bevind ik zeven Oneen te weegen:
zo dat deeze Granaat omtrent vier en een half
maal zo zwaar is als Water. Hy heeft even
die zelfde twaalfzydige geftalte als de in Fig.
13, afgebeelde. Sommigen komen ook tien-,
veertien-, zestien-, ja agttienzydig voor ,
welke laatften veel gelyken naar de Europi-
fche Diamanten. Ik vind zodanigen in de
Yslandfche Kalkflets voorgemeld , wat de „
tweepuntige figuur aangaat. Met vierentwintig
Zyden vallen ’er in Hongarie, Bohemen
en Sweeden , genoegzaam. Ook heeft men
’er met zesendertig en meer Zyden: als
ook die de Zyden ongelyk of fcheef hebben:
want geen Gefteente is ’er, dat in zyne Kryftalfiguur
zo veele Verfcheiden heden oppert.
Niet minder verfchillen de Granaaten in Verfchl
Kleur. Want, fchoon de eigentlykeder Gra-vanKleul>
naaten, als gezegd, paarfchachtig is inzonderheid
die der Oostindifche, trekken de Boheemfche
meer naar ’t Karmynroode, en men
vindt anderen, zo hoog of bleek rood, dat zy
door de Kleur naauwlyks van Robynen te on-
derfcheiden zyn. De minder hardheid, alléén,
Kk 5 moet
III. Dbjel. III. Stuk.
m