11. fche Steenen zyn; gelyk ik opgemerkt heb:
/y°jCE1‘*aangezien de Oostindifche altoos veel groo.
Hoofd- ter trap hebben van hardheid. Die hardheid
STUK’ worden de Steenilypers, op de Schyf, het
allerhelle gewaar. Sommigen vereifchen een
Koperen, anderen een Tinnen Schyf, en tot
het flypen der weeke Steenen moet de Tripel,
als ik heb opgemerkt, eerst met Vitriool -
Oly of Sterk Water bevogtigd zyn. Meeften-
deels heb ik ook de houding der Steenen in
’ t Vuur, o fzy naamelyk hunne Kleurverliezen,
uitgenomen by de eerllen, weg gelaten.. Want
dit Haat grootelyks in gefchil, gelyk wy gezien
hebben: de een zegt dat een zelfde flag
van Steenen de Kleur behoudt; de ander dat
zy die verliezen. De Kleur en hardheid,
derhalve, maakt wel de voornaamfte, of by-
na de eeniglle onderfcheiding der Edele Steenen
uit (*).
, VIII. HOOFD-
(O Het vermaarde Kabinet door den kundigen Heer
Davii-a , een Inboorling van Peru, te Parys verzameld
en befchreeven, van het welke ik zo dikwïls melding heb
gemaakt, zo uitmuntende in getal en verfcheidenheicï
van Edele Gefteenten , is, gelyk ik thans verneem, mi
omtrent agt Jaar geieeden in bezitting van den Koning
van Spanje gekomen; die in ’t jaar 1775 een plaats ge-
fchikt heeft, bekwaam om die uitmuntende Verzameling
, federt door gezegden Heer, die ’er Directeur van
I s , nog dagelyks vermeerderd wordende , tot Zynen
luifter en ten dienfte van ’t Algemeen te doen ftrekken.
Diui.0» Travels trough Spain, Lond. 1780. p. 75.
VIII. H O O F D S T Ü K.
Befchryving van de V e r g a a r d e , of uit ver-
fcheide zigibaare Deeltjes famengeflelde Sieenen ,
die men Z a n d s t e e n e n en R o t s s t e e n
e n noemt; tot welken de Porfier, Graniet,
Greis, Gneis , de Poddingfteeneïi en veeïe
anderen behooren.
Onder dèü tytel van*Ve RBa a r d E S t e e -
n e n (Petrce aggregatie)•, beeft de Heet
L m i f ü o s een Rang voorgefteld van zodani-
•gen, die uit eene vergaaring van zigtbaare
Deeltjes als famengehoopt o f famengelymd
zyn. Rillyk zyn deeze Steenen op ’t end
der anderen geplaatst, dewyl tot derzelver
kennis eene kundigheid vereifcht wordt van
de genen, wier Deeltjes dezelven famenftel-
len. Zand, Kwarts, .Spaath , Glimmer,Talk,
zyn daar van de voornaamften. In fommi*
gen zyn deeze Deeltjes allen byna van den
zelfden aart, gelyk in de 'Zandfleenen, welken
ik thans hier ook betrek. In anderen zyn
Deeltjes van geheel verfchillende natuur ondereen
gemengd, gelyk in de mecHe-Rots/lee-
tten. Men vindtze in deeze laatften foratydS
maar lamengevoegd, als of zy aan malkander
vastgegroeid waren, gelyk in die famenge-
ftdde Steenen , welke de voornaamfte Moe-
L l ders
III. Deeju l i l . S tuk.
II.
ArÖEEÜa
VH1.
Hoofdstuk.
u m
m lm .
w M
t e l
i s # 1
feil
l i l
<r*■. Ü ^ i
k ' l
M-J&l
l i
w