■ Zfl
A f d e e l . ^ en Ouden is , onder den naam van Onyx
V. en Sardonyx, een Steèn bekend geweest, die
stuk. by de Romeinen in veel achtinge was. P l i -
Ontfx. N n i s fpreekt daar van zeer omftandig, en
maakt gewag van het verfchil der Indifche en
Arabifche. De Onyx wordt dus genoemd wegens
de Nagelachtige Kleur , zo fommigen willen,
o f misfchien ook daar van, dat dezelve ,
in zyn Gefteente , de figuur van ’t Maantje ,
dat aan den Wortel der Menfchen Nagelen is,
dikwils uitdrukt. De Onyx, naamelyk, was
wit en byna doorfchynende, met Melkachtige
Aderen o f Banden. Wanneer zig een Vleefch-
kleurig rood, of Honigachtig bruingeel Gefteente
daar onder mengde, dan noemde menze
Sardonyx. De Italiaanen gseven aan beiden
den naam van Nicolo of Camehuja, in ’t
Franfch Camaijeu , en de Steenen, daar van
gefneeden , noemenze Cameo, de Franfchen
Camées. Die ronde Oogen hebben , werden
Memphites geheten, naar de afkomst, zomen
wil, van de Stad Memphis in Egypte. Deeze
noemt men thans gemeenlyk Onyx Sardonyx,
om dat hier het eene Gefteente als in het andere
is vervat: terwyl men anders dikwils het
eene zonder het andere heeft. De Chineezen
geeven ’er den naam van Jou o f Jok aan: wy
noemen ze dikwils Oogfteenen.
Men vindt ze beiden in de Öofterfche Landen
, voornaamelyk op ’t Eiland Borneo en
aan
en aan de Kust van Köromandel. In Siberie, A^ ti
Boheme en Silezie, ja in het Tweebrugfe, ko- V«^
men ook fomtyds Onyxen voor. Meest val-STUK.
jen zy los , by enkelde ftukken en brokken, Onyx.
o f ock verfcheide by elkander, zelden Laags,
wyze in andere Steenen, en dikwils Keizelach-
tig aan Rivieren, fomtyds vry groot (/). De
geftalte is zelden bepaald, doch aan deTom-
ftroom in Siberie virfdt menze van figuur als
holle Kogels , met eene Kern van Berg-Kry-
ftal of Amethyst. Z y zyn niet minder hard
dan de Kat - Oogen, weerftaan de Vy l, en nee-
men een fchoonen Glans door ’t polyften aan.
De zwaarte is tot die van Water als ruim twee
en een half tot één : zo dat zy zwaarder dan
de witte Opaaien zyn en ligter dan de zwarte
o f blaauwachtige. Zy hebben eene Melkachtige
doorfchynendheid, minder dan die vari
de Chalcedoon, waar mede zy dikwils verward
worden en fomtyds Laagswyze gemengd voorkomen.
De minst doorfchynende zyndezwaar-
ften. Schielyk in ’t Vuur gebragt, fpringen
zy aan ftukken en verliezen door Gloeijing
haare Kleur , zynde ook met Borax niet ligt
fmeltbaar. , . ,
De Onyx vertoont zig Bladerig, maar 'af t s^ y x
Z,gnyx.
PI. XXIX.
(O Onyx maxitnus eft, adeo ut Indi Le&onim Pe- Fig. 6.
des ex eo tornent. Psellus d* Lap. virM. per Bke-
aSARD. p. 25. /