11. A f d e e d .
v.
H o o fd s
t u k .
O paal.
ken, vielen ’ér in Egypte, Arabie en de flegt-
ften in Poütus óf Klein Afie; als ook in Ga-
latie en op Cyprus, hebbende wel dé aange-
naame fpeeling van den Opaal, maar veel
flaauwer en alleenlyk in ’t Koperkleurige en
paarfche, zonder groen. Die een roode
Wynkleur hadden , werden voor de besten
gehouden, en de Echte Opaal verfpreide zyne
Kleur naar alle kanten, zelfs met een weer-
fchyn op de Vingeren ; terwyl die fchitte-
ring en verandering van Kleur geen plaats
hadt in de Valfchen , die ten zyfien tyde
reeds, in Indie, van Glas werden nagemaakt.
Hier uit is ’t duider, of P l i n i u s den
Witten gekend hebben , die thans gemeenlyk
den naam van Opaal voert-, wordende ook
wel Elementfteen genoemd, wegens zyne vee-
lerley veranderingen van Kleur. De Italiaa-
nen heeten hem Girafok of Scambia en de
Duitfchers Weeft % dat fommigenvan ’tGriek-
fche woord Paideros, als een beminde Jongen,
afleiden ; doch mooglyk alleen ziet op
de verfcheiderley Kleuren , door welken de
Weeskinderen , op veele plaatfen , aan hun
Gewaad onderfcheiden worden. Immers hét
is bekend , dat zekere Ooftïndifche Zaaden ,
die zwart en rood z y n , alleen om deeze reden
, by ons, den naam voeren van Weegboontjes
(jsft Men
—n r 11 iiiï ' f l a —
251
Men vindt den Opaal tegenwoordig aller- II.
fchoonst, eenige Mylen van Eperies , in Op-
per - Hongarie , naar het Karpathifche Ge- STUK.
bergte toe, in eene Heerlykheid Pecklin ge 0pmi.
naamd, tot welke het Dorp Oiernaka behoort,
waar by eigentlyk het Opaal-Gebergte
is.- Aldaar komen z y , ónder des Aardryks
Oppervlakte, in hunne Matrix voor, welke
zig over den geheelen Berg fchynt uit te
ftrekken. Deeze Matrix is een Bedding van
geelachtig, graauw, Kley- aartig, Zandig Gebeente
, van aanmerkelyke dikte, waar van
de brokken by ’t omploegen der Akkeren
voor den dag komen, en dus worden die
Steenen van het Landvolk heimelyk vei kogt
De vermaarde Reiziger T a v e r n i e r ver- Afkomst
zekert, dat de Opaaien niet dan in Hongarie”™ *
gevonden worden, en de kundige Heer Brocic-
m a n n , van de fchoonfte Soorten der Honga-
rifche Opaaien eenigen bekomen hebbende ,
kwam tot de gédagten , of ’er wel ooit wee-
zentlyke Opaaien in ’t Ooflen zyn verzameld:
te meer , alzo men met zekerheid, zegt zyn
E d ., aldaar geen plaats weet op te geeven ;
daar menze zou vinden. De Heer W a ixe-
iuus, niettemin, Relt wel duidelyk derzelver
afkomst van Cefton : zo dat hem die heerlyke
CO B ruckmann Eeprage von Edelfieimiu Braunsw.
1778. iag- 233
III. Dsai.. UI. TUK,
M H H H H