II.
A fdeel.
I.
Hoofdstuk.
Verdee'
ling.
by niet de fynfte Zanddeeltjes alleen daartoe
hebben voorgefteld (*).
Verfcheide andere Denkbeelden, over den
Oirfprong der Steenen , voorbygaande, zul.
lenw y ons aan de Nattmrlykften , voorgemeld,
houden, en letten nnop derzelver Ver*
deehng, waar omtrent een ongemeen groot
verfehil is onder de Steenbefchryvers. In de
Gefchiedkunde der Mineralogie, bevoorens
door my medegedeeld , kan men zulks om-
ftandig befcbouwen (ƒ). Sommigen hebben
in deezen , met den fchrandereiu Hoogleer-
•aar V ogel , die wel de meefte Rangen of
Onderdeelingen maakt, gelet op de zelfftan-
igheid en tevens op de zogenaamde natuur
der Steenen (g ) : 0f zy Kleijig, Kalkig,
Mergel- of Gipsachtig z yn ; of zy Korrelig
Vezelig, Bladerig breeken. Dit gaf een by-
ftere verwarring en maakte een zeer onvol-
komene Verdeeling. Anderen, en wel de
meeften, geeven met den kundigen Heer
W ALLEEi us acht op derzelver houding in
t Vuur; naar dat zy tot Kalk o f Gias worden
, of Smeltbaar of Vuurbeftendig zyn (h).
De Onvolkomenheden van deeze Klasfikaalè
VeraiJ
° GmÊLIN Nat^ -S Vftem. Nurmb. | Th> ^
9S ln z !’ D' 1 SrüK;dee2er N^ ly k e Hiftorie, bladz.
fe) Zie aldaar, bladz. 120:
0 0 Zie aldaar, bladz. m.
Verdeeling, (welke ik denk dat zyn Ed., nog II.
eenigen tyd in ’ t Leven blyvende, wederom AFDf Et'
wel eens veranderen z a l ,) heb ik voorheen Hoofd,
ter loops aangetoond (/). Onze Ridder hadt” ™*
dergelyke Manier in *t eerst gevolgd ; doch
naderhand is zyn Ed. tot die Verdeeling gekomen
, welke ik bevoorens opgegeven heb (£),
en welke ik ook grootendeels zal volgen.
De Steenen , naamelyk, zyn nu laatst door 1.
den beroemden L i n na ï u s , naar de Hoofd-tf™ dach*
ftoffen, uit welken zy voornaamelyk beftaan
in Rangen onderfcheiden. In de eerfte plaats
komen de Aard a c h t i g e of Grondige(Petra
Humofaj ; dus genaamd, om dat zy beftaan
uit Stuif-Aarde van Plantgewasfen, langzaam
in ’t Water nedergelegd o f doorgezakt,
waar by zig dikwils Kleyachtïge deeltjes gevoegd
hebben , niet zelden met Yzerdeeltjes
gemengd. Zy zyn door Vuur verbrandbaar ,
fomtyds tot eene roodachtige Oker-Aarde,
en fmeltbaar tot eene poreufe Slakke. De Ley-
Soorten hooren hier t’huis.
In de tweede plaats komen de K a l k a a r , ft.
t i g E (Petra Calcar'ue); dus geheten , om dat Kaïkaar-
derzelver GrondftofFe Kalk is o f verkalkte Stof-
fen, tot DierlykeLighaamen behoord hebbepdej
gelyk Conchyliën en Zee-Gewasfen. Zy bruifchen
f 0 In ’t zelfde Stuk, bladz. 114, 1x5,
CD Aldaar, bladz. 131.
A 5