2i?> H o o g - g l a n z i g e a t
” ^eren moet men* daar toe j wel twintig eé
VII. ’ jj meer Voeten diep graaven. Wanneer men
stuk!*0" » door de diepte aan ’t Water komt, gaat het
,, Werk veel gemakkelyker; want de Aarde,
,, die men graaft, wordt in een groote Rot*
„ ting - Korf gedaan, die men in ’t Watcj?
,, houdt, en dan met de Handen zo lang daar
„ in roert en grabbelt: totdat het Waterweg-
5, gefpoeld of doorgezeegen z y , en men dè
& Steentjes onderfcheidefyk kan vinden. De
„ Groeven aan Rivieren gelegen, fcboon niet
„ da besten zynde, worden Wegens het Wa-
, , te r , dat men tot het zoeken vari dceze Steen-
„ tjes in de Aarde, die als gezegd is ujt een
„ mengZel van roode BergftófFe en vette
„ Kley - Aarde bcftaat, nóodig h e e ft, de be*»
,, kwaamften gekeurd.’’
Dus blykt, dat ’er geeövafte bepaaling aangaande
de Groeiplaats deezer Steenén is : als
ook dat zy als by geval gevonden worden.
Van het gerie de echte Diamanten , in dit op-
xigt, aangaat, zal ik ftraks nader fpreeken.
Onder- Van oudsher iS ’t de gewoonte, dat men
fcbeiding. de Edele Steenen 'in Orièntaalfcke en Occidentaal
fche onderfchéide; aantnerkëndë dat dé
eerfte de laatften in hardheid , in glans ó f
-V u u r , iö fchoonheid van Kleur , én alle volmaaktheden
vér'óyef treffen. Door Occiden-
taalfchen vérflondt men de ÉMYopïfchén, Voor
dat de Amerikaanfchen bekend waren, ,-tjie
thans
f i B Éf t É S t E E N E N. 419
thans uit Brafil komen, en onder welken fom- II.
mige Diamanten de fchoonften uit Oostindie vu .
niets tóegéeveri. Hierom tracht de Ëiigel*
fche JuWelier Jf.f f e r ik s , in zyne Verhandeling
van de Diamanten eü Paafleö, té be*
weeren, dat dezelvën fiiét in Brafil gevonden,
maat door één Sluikhandel, tegen Goud, van
Góa ingeruild zónden* Wórden. Ondertpsfchen
is uit geloofwaardige berigten blykbaar, dat
’ér Diamantmynén in Brafil zyn , wélke niet
alleen keurlyke Diamanten , maar ookfchoo-
ne Topaazen uitleveren , en uit Peru krygt
men by uitftek fchoone Esmarauden. I n ’t
jaar 1738 Werden te Lisfabon voor veertien
millioehen Guldens y aan Diamanten, aange-
brag t. Voor ’t overige is het zeker, dat men
van de voornaamftë Edele Steenen, Robynen,
Saphieren, Smaragden , maar zeer wéinige,
én niet dan flegce, in Europd vindt; gelyk ook
de Orientaalfche Achaiten, Onyxen en Opaa*
len, de Occidentaalfche overtreffen: zelfs de
Amethyften en Topaazen, uit Oostindie, zyn
veel fchooner dan de Europifche ; maar de
Boheemfche Granaat moet in deezerr uitgeZon*
derd worden. Hy is mooglyk de eenigftê fidele
Steendie alle anderen van zyne Soort, in hardheid,
glans en fchoonheid, de loef affteekt («).
Wy zien hier uit, dat de Eigenfchappender BJgea*
Edele Steenen niét daü betrekkelyk kunnen foppen.
bc«
(«) Brtjckm. voh Edeljleine. p. 26*