A fdeel. re ondoorfchynende. Gemeenlyk komen zy
V. rondachtig vo o r , doch ook dikwils in zeer
f H oofd
STUK.
Vetd-
Ktiuls.
onbepaalde geftalte en wanfchapen brokken,
langwerpig, platachtig , vol holtens en onef*
fenheden , ja ook wel met Gaten doorboord
en op allerley manieren gehoekt. De figuur
zweemt fomwylen naar Voeten, Vingers,
Hoorens, Nieren , Harten, Peulen, Peeren ,
Kannen, Potten en wat dies meer is. Som*
tyds zynze Takkig als Koraalen. Die eene
Kalkachtige Schors hebben , en van figuur
Eyrond z y n , noemen de Engelfchen Chalk-
Eggs, dat is Kryt-Eijeren.
Doorgaans heeft de Vuurfleen een zodanige
o f ook een Okergeele Schors , en de Oppervlakke
is dikwils vol oneffenheden, ja fom-
tyds is hy van binnenhol, bevattende Water,
o f Achaat, of Kwarts , o f Kryftallen, of ge-
heele Droezen daar van, o f ook Kry t, nu vast
dan los zittende, in z ig , even als de Arendo
f Klapperfteenen (A) Somtyds is hy met
Kryt * of ingefprengde witte Kwarts , als ’t
ware doorboord. Buiten Zwavelkies heeft men
nog weinig Metallifch daar in gevonden, maar
te overvloediger, inzonderheid in Engeland,
echte Verfteeningen, Afdrukzels en Steenkernen,
zo van Plantaartige als Dierlyke zaaken.
Veelerley Conchyliën komen dus Keizeiachtig
ver-
Qï) Zie ’t voorgaande Stuk, bladz. 206, enz.
verfteend voor. In Derbyshire vindt men i „.
heerlyke Schroeffteenen van dien aart (/). v.
De Kleur der Vuurfteenen is gemeenlyk S^ ° FD“
Rookgraauw o f graauwachtig zwart, als Hoorn; Kleur. ’
doch men vindtze ook witachtig of bleekrF1^ ^ ^
graauw en fomtyds gemengeld. Ik heb ’er
van, die in het graauwachtig witte, op de
breuk, met evenwydige zwarte ringen zyn getekend:
gelyk Fig. 2. van die Vertooning de
Afbeelding geeft. Geelachtig bruin komen
zy in Italië voor en groenachtig: in de Lava
van den Vefuvius groen en geelachtig:
Vleefchkleurig rood in ’t Wurtembergfe:
roodachtig , blaauwachtig en blaauwrood in
Vrankryk en Spanje. Aan onze Stranden vindt
men ’er die geheel donker blaauw zyn, Die
in de Engelfche Krytgroeven voorkomen hebben
een ruuwe witte Schors; de Franfche
Olyfkleurige zyn naakt en glad van Oppervlakte
; de Sweedfche graauw met eenen
gladden bruinen Rok, zegt Doktor H i l l ,
die maar deeze drie Soorten van Vuurfteenen
optelt, aanmerkende dat de Engelfchen donker
zyn. Allen, zegt h y , zynze hard en
zwaar, en komen by groote brokken voor,
wordende tot Snaphaanfteenen gebruikt. Van
fom-
( iV e rg e ly k myne Aanmerkingen in ’t I. Stuk ,
bladz. 559 en die van den Heer Wallejuus , als ook
oiyne Afbeelding, aldaar, PI* XII. Ftg, 3,