AfdI 'l ,en ^erze' ven eveneens begrypen, als die der
1. ’ Tuffteenen en Omkorftingen. De meeften zyn
s?uk?FD* ^eiprooten uit eene bezinking o f neerzakking
der Aarddeeltjes uit de Wateren, met eenige
Lymefige Stoffen famengegroeid en door uit»
drooging, of door onderaardfch Vuur, verhard;
even als men zulks in de door Konst
van Kley o f Potaarde gebakken Vaten, die
ook een Steenige hardheid hebben, waarneemt.
Ontwyfelbaar is ’t , dat alle Steenen,
die men in evenwydige en horizontaale Laa-
gen famengegroeid aan tre ft, by fommigen
deswegen Sedimentfleenen genaamd, een der-
gelyken oirfprong hebben. Alle Soorten van
Ley- o f Schieferfteenen; veele Kalk- en Zand-
fteenen f ja de Talk en verfcheiderley Rots-
fteenen, behoorerr hier t’huis.
Geftremde Andere Steenen fchynen uit eene vloeibaa-
re ktoite, met veele Aarddeeltjes bezwangerd,
of ook zonder dezelven, geboren te zyn.
Sommige Autheuren noemen die Stoffe een
Steenfap o f Steenmaakend V o g t, en de dus
gevormde GcftvcTnde Stcenen. Dezelve komen
niet Laagswyze maar by Aderen of in Klompen
voor , en men vindtze dikwils Oppervlakkig
, by ftukken en brokken ; ’t welk door
Aardbeevingen j het afbreeken van Bergtoppen
, door uitbarftingen van geweldige Water-
ftröomen en andere omkeeringen in de Oppervlakte
des Aardkloots, zal veroirzaakt zyn.
Dus
Dus verbeeldt men zig , dat de meefte Kei- n.
zeis en Kwartfen, als ook veele. Rotsfteenen, Afdeel.
ontftaan zyn. Ook behooren hier de Ony- Hoofd-
xen, Kat-Oogen, Opaaien, en anderen dieSTUK,J
men onder de Edele Steenen te lt : zelfs de
Jaspisfen en Achaaten.
Geheel verfchillende denkbeelden hebben Byzondeeenige
Autheuren »aangaandede Groeijing der^ngeVan"
Steenen , gekoefterd.■' T o ü r n e f o r t , zoTourne- fort en
beroemd in de Plantenkunde, bragt de V o o r t -G E O F -
teeling derzelven op de Steenen over, enver»ÏR0Y*
beeldde z ig , dat deeze ook hun Zaad hadden t
ten minfte dat z y , op de manier der gewerk-
tuigde Lighaamen, aangroeiden. Eene Waar-
neeming' in de Doolhof van -t Eiland Kandia
, alwaar hy de ingegroefde Letteren verheven
en uitpuilende vondt, bevestigde hem
in die gedagten. Zulks, echter, kon door
enkele uitzetting o f aanvoeging gefchiedzyn:
want, indien het inwendige groeijing ware
geweest, zou men vraagen mogen, waarom
zulks meer plaats had op die uitgegroefde
plaatfen , dan door den geheelen Steenwand
van de Grot. G eof froy, niet minder in
de Scheidkunde beroemd, ftelde dat ’er in de
Aarde tweederley kleine Elementeele deeltjes
zyn , eenigen als zeer fyn e , dunne, byna
gelykvormige Plaatjes, anderen van allerley
ongeregelde figuur. De eerften vormden ,
door hunne famenkomst en verbinding, Krys-
A 3 tal-
Hl. P jsel, in, Stuk,